vrijdag, april 28, 2006

Hoe komt het dat de vrouwenbladen zo goed gaan?

Dat was de vraag die Harald Roelofs, eindredacteur van Reclameweek, mij een week geleden stelde. Naar aanleiding van cijfers, ontleend aan Nielsen Adfinders, bleek immers dat de reclame inkomsten van de vrouwenweekbladen zich behoorlijk positief ontwikkelden in 2005, vergeleken met 2004. Mijn reactie is ondertussen gepubliceerd in Reclameweek #17. Maar omdat zeker niet alle mediamensen dit blad lezen, om niet te spreken van diegenen die niets met die wereld te maken hebben, vergroot ik hier mijn bereik. Bovendien, met Koninginnedag op komst is dit een "easy post".






Dat mag je wel zeggen. Dat het goed gaat met vrouwenbladen. Zeker als je terugdenkt aan het openingsartikel van de allereerste nrc.next op 14 maart. Onder de dreigende kop "Massamedia bereiken geen massa’s meer" volgden ondermeer enkele grafische weergaven van het verval van tijdschriften. Zij worden minder vaak en korter gelezen.
En ruim twee weken later was de toon bij de rapportage van de HOI oplagecijfers al evenzeer in mineur. Een flink aantal tijdschrift iconen leverden – opnieuw – een fors deel van de gemiddelde oplage in. Nu betreffen al die cijfers natuurlijk generalisaties. En dan is het fijn om te kunnen constateren dat de groep vrouwentijdschriften het, als advertentie drager, in 2005 weer beter hebben gedaan dan in 2004.

Waar zou het vandaan komen? Het BVA rapport dat onthulde dat de TV kijkers geen TV reclame meer kijken?
Als TV in een licht stijgende reclame markt 0,4% marktaandeel verliest, dan kan dat niet meer dan een heel klein deel van de mogelijke verklaring zijn.
Uit welke categorieën komt deze stijging eigenlijk voort? Voor de beoordeling vind ik het kijken naar het aantal advertentiepagina’s per titel meer inzicht verschaffen dan (bruto) bestedingen. Lichaamsverzorging, media en voedingsmiddelen blijken qua pagina’s voor 50% van de "groei" verantwoordelijk te zijn.
Is het dan misschien zo dat Unilever, door haar dispuut met SBS dat er toe leidde dat de adverteerder bij STER en RTL met volle blokken werd geconfronteerd, is uitgeweken naar tijdschriften? Voor de categorie Lichaamsverzorging lijkt het er wel op. De groei van 296 pagina’s daar, wordt voor 70% door Unilever voor haar rekening genomen. Maar bij voeding vindt je niet een zelfde beeld (wel groei).

Een andere invalshoek, en niet onbelangrijk, is de dynamiek in het aanbod van titels. De laatste jaren wordt er door uitgevers flink "geëxperimenteerd". Het is een komen en gaan van nieuwe titels. En als je dan kijkt hoe het de titels vergaat die korter dan 4/5 jaar in de markt staan, dan blijken deze (28!) grotendeels verantwoordelijk voor de winst. Zij laten een groei in pagina’s zien van 76%! De "oude" titels boeken weliswaar ten opzichte van 2004 ook nog een winst van 6%, maar de score van 2005 (9672 pagina’s) ten opzichte van 2003 is net niet positief.
Opmerkelijk is overigens dat de weekbladen (vrijwel allen oud) een groei laten zien ten opzichte van 2004. De oude maandbladen hebben het vooral zwaar. Is het succes van de weekbladen dan wel aan Unilever te danken? Ik heb het niet nagekeken, maar het buikgevoel zegt van wel. Om immers de brede Unilever doelgroepen aan te spreken (netto bereik) is het nodig om nagenoeg alle titels in te schakelen. Ik zeg nagenoeg, want het lijkt er op dat Libelle en Viva het minst hebben geprofiteerd. Esta is hier, na een moeilijke start, een glorieuze groeier met ruim 90% naar 300 pagina’s.
Verrassend genoeg is de onbetwiste pagina koningin der vrouwen tijdschriften de titel Vriendin met 900 pagina’s. Margriet (#4) en Libelle (#5) volgen op respectabele afstand met respectievelijk 100 en 200 pagina’s minder.

Als we dan overigens de cijfers van de pagina’s vergelijken met de bruto inkomsten als gerapporteerd door Nielsen, dan zijn de (groei) cijfers ten opzichte van 2004 respectievelijk 27% en 14%. Maar dat de tariefkaart in tijdschriften land de afgelopen jaren ook wat dynamischer is geworden is bekend. En alle nieuwkomers hebben vanzelfsprekend mooie introductiekortingen gegeven.

Kortom. Er zijn meerdere verklaringen voor het succes van het segment vrouwenbladen. De belangrijkste lijkt nieuw initiatief. Maar, aan de vooravond van het volwassen worden van nieuwe concurrenten dankzij de explosieve toename van hardware technieken, is er geen reden achterover te leunen. Zo gewonnen, zo geronnen luidt de volkswijsheid.

Aanvullend stelde Harald nog een vraag, die echter in het blad niet meer aan de orde is gekomen. "Wat vind je een goed vrouwenblad waar je de advertenties het geld waard vindt voor deze doelgroep? En wat niet?

Ik ga er vanuit dat mediaplanners en adverteerders weloverwogen beslissen, om individuele titels in te schakelen. Een oordeel of een pagina in de ene titel meer waard is dan in de andere is in die zin niet relevant.

De concepten van Linda en Happinezz (verrassend succesvol) spreken mij aan omdat er naast beeld (veel) ruimte is voor tekst. Dat is iets dat tijdschriften voor mij zelf aantrekkelijk maakt. Toch wel het "wezen" van het mediumtype. Ook Glamour vind ik opmerkelijk door formaat en omvang.


Tot slot is het duidelijk dat oude succesnummers als Knip (90 pagina’s in 12 nummers, dat is heel anders geweest) het in alle opzichten moeilijk heeft. Niet meer van deze tijd is?


dinsdag, april 25, 2006

Titus Eikelboom: Narrow Minded


In de Wereld van en volgens Alle is het lastig om andere mensen aan het woord te laten. Behalve natuurlijk als ik van mening ben dat hun mening goed overeen komt met mijn eigen beleving. De column van vandaag (25 april 2006) in Communicatienieuws van Titus valt overduidelijk in deze categorie. Vandaar dat ik deze graag, onversneden, op deze plek nog eens onder de aandacht breng!




Ik zat zomaar eens te denken maar de mogelijkheden zijn echt oneindig. Ik zie echt mega grote business opportunities. Als je je geest een beetje de vrije loop laat dan word je gek. Gek van al die kansen.
Grappig hè, en dat allemaal door een stukje techniek. Gewoon wat draadjes en schermen aan elkaar koppelen en je weet niet wat je mee maakt. Echt het geld ligt op straat. Sterker, je struikelt er over.

Moet je eens voorstellen, de WC. Wist jij dat 65,3 procent van alle Nederlanders op de pot wel eens zit na te denken over zijn financiële toekomst? Vast niet! Dat is dus business. Moet je eens kijken hoeveel die banken en verzekerjongens op TV besteden. Allemaal weggegooid geld. Dat kan dus veel beter. Hoe noemen ze dat? Oh ja, stopping power, ha-ha. En het is natuurlijk makkelijk want er zit al een stroomvoorziening. Maar het kan natuurlijk ook draadloos.

Moet je eens voorstellen man, draadloos! Denk effe met me mee. Waar denken al die mensen aan als ze door het bos lopen? Nou? Precies, aan hun carrière! En weet je hoeveel die uitzendbureaus besteden aan al die advertenties. Miljoenen. Dat kan dus veel beter. En weet je wat het mooie is, je kan dus ook targetten. Want de wandelaars in het Amsterdamse bos zijn natuurlijk anders dan die in het Vondelpark. En de mensen die er s’ nachts rondlopen zijn natuurlijk ook anders dan die er overdag lopen te joggen, als je begrijpt wat ik bedoel. Dat niemand daar eerder aan heeft gedacht. En je hebt het zo verdiend.

Al die adverteerders staan namelijk te springen om dit soort nieuwe dingen. En bovendien, ik hoef maar een paar promilletjes van al die reclamegelden en we zijn helemaal het baasje. En dat is niet zo moeilijk Bovendien zijn de investeringen makkelijk te overzien. Sterker nog, daar hoef je bijna niets voor te dokken. Al die IT bedrijven die willen maar wat graag de techniek leveren en een netwerkje bouwen. Je gooit er vervolgens wat videoclippies, weerberichten en filemeldingen tegenaan en iedereen vindt het allemaal prachtig.

Ja echt, ik loop je niet te dollen. Wat, geloof je me niet? Nou ga dan maar eens mee. Heb je toevallig trek in een hamburgertje?


Titus Eikelboom is partner bij het mediabureau Stroom

zondag, april 23, 2006

Philips zit op het verkeerde spoor?!

Het bericht aan het eind van de week dat Philips patent heeft aangevraagd op een vinding die het kijkers (? Wat voor kijkers) onmogelijk maakt om reclame commercials te zippen of skippen et al, zorgde voor een korte vreugde roes. Heel kort. Want hoe zou je mensen nu kunnen dwingen om reclame te kijken? Het lijkt er op dat het BVA rapport over dit onderwerp ook aan adverteerderzijde niet overal is geland. Nu zullen de ontwikkeling laboratoria misschien op een andere locatie zijn gehuisvest dan de marketingafdeling, maar toch.
Opschudding en hilariteit dus is de mediawereld. Vooral de vooroplopende “geeks” kunnen hun nijdig cynisme niet controleren. Of hilarisch cynisme? Het levert enkele mooie reacties op. Lees maar bij Adrants (en slashdot). Zelf werd ik het meest aangesproken door de suggestie aan het bedrijf om een tijdmachine uit te vinden. Die zou het “probleem” namelijk echt uitvlakken. Als een heuse Johan Cruijff adept voegt de adviseur er echter dreigend aan toe dat “ieder voordeel zijn nadeel heb”. En dat is, waarom een wijsheid zo genoemd wordt.

donderdag, april 20, 2006

Het dogma van de winkelvloer

De marketing-, reclame, en mediawereld wordt zolang ik weet geteisterd door dogma’s. Ze blijken niet uit te roeien.
Vandaar natuurlijk Dogma’s.
In mijn eigen vakgebied is een ultiem voorbeeld het “effectieve 3+ bereik”. Te pas en onpas kom je het tegen, op de meest ongelofelijke plaatsen. Zelfs als het elke relevantie mist wordt het toegevoegd aan plannen en formulieren. Kennelijk, omdat het de vakkundigheid van schrijvers en makers dient te onderstrepen.


In de nrc.next van woensdag 19 april, op de pagina Multimedia, is het ook weer eens raak. Onder de kop “Elke winkel zijn eigen tv-station (spotje in een filiaal is effectiever dan op tv)” bezondigd Micha de Bruin zich er aan.
Na een lofzang op alle narrowcasting netwerkjes op locaties buitenshuis volgt de volgende tekst:

“Waarom vooral reclamemaken in kranten, tijdschriften, op radio en TV, terwijl een adverteerder toch het beste in de winkel consumenten een duwtje in de juiste richting kan geven. Van de aankoop beslissingen wordt immers 70 procent op de winkelvloer genomen.”

Die 70 procent, dat is het dogma dus. Het dook recent weer veelvuldig op in de folders van de narrowcasting kanalen. Niet dat zij dat onderzocht hebben. Dat is namelijk circa 25 jaar geleden eens vastgesteld. In welke context? Dat is geheel verloren gegaan. Of het Nederlands onderzoek was, betwijfel ik in hoge mate. Het was een periode waarin de winkelvloer opeens weer helemaal ‘hot” werd. Als ik mij goed herinner de tijd van de heroïsche bloei van winkelmerken en B-merken. Het adagium “70% van de consumenten beslist voor het schap wat er gekocht wordt” werd omarmd, en het is nooit meer weggegaan.

Alle zegt: flauwekul! Ieder weldenkend mens in deze wereld weet dat 100% van die beslissingen genomen worden op het moment dat je je arm uitstrekt naar het schap. Tot het moment dat het product in de mand is verdwenen, nee tot er is afgerekend bij de kassa, kan die keus immers nog op worden herzien. Op elk moment. Er is immers een enorme verscheidenheid aan stimuli die ons op dat moment, zelfs van ons voorgenomen gedrag, kan laten afwijken. Die prikkels hoef ik hier dan ook niet allemaal te gaan noemen. En ja, narrowcasting kanalen kunnen daar ook voor een deel toe bijdragen.

In vloeiende aansluiting op het genoemde citaat laat Micha ook nog de volgende quote uit haar vingertoppen rollen:

“Zoals het Britse blad The Economist het uitlegde: je zet “bier” of “shampoo” op je boodschappenlijstje, maar bedenkt meestal niet van te voren van welk merk.”

Wel Mischa, er is inderdaad het nodige onderzoek te vinden dat heeft vastgesteld dat het eerste deel van die constatering klopt. Uit dat onderzoek blijkt echter ook dat in heel veel van die gevallen bier synoniem is voor bijvoorbeeld Heineken en shampoo voor Andrelon. En echt, het omgekeerde komt ook regelmatig voor.

Maar goed, u weet het van af nu:
“100% van de aankoop beslissingen wordt in de winkel genomen”.

Alle heeft het gezegd. Dus dáár hoeven wij het voortaan niet meer over te hebben! Afgesproken?!


n.b. de portret afbeelding is gemaakt door Eric Suidman

dinsdag, april 18, 2006

PvdA wil omroepplannen terugdraaien

Stapel lezen geeft toch wel aparte inzichten. Zo trof ik dit weekend nog een ongelezen Volkskrant van 1 april aan. Op de voorpagina een bericht dat D66 fractievoorzitter Lousewies van der Laan de komende tijd Wouter Bos van de PvdA gaat aanpakken. Ik dacht nog even dat dit idee gebaseerd zou zijn op de virtuele zetelwinst van de PvdA. “Waar het meest te halen is….”. Maar dat was dus niet de Aanleiding. Het ging er om dat Bos er nogal behoudende ideeën op nahoudt. Geplaatst in het perspectief van de aankondiging van Bos op 12 april, dat hij wil gaan proberen de plannen voor het nieuwe omroepbestel van Van der Laan tegen te houden, valt alles op zijn plaats. Je bedenkt zo maar dat de twee elkaar eind maart in de wandelgang spraken. En dat Bos alvast een voorzet op 12 april weggaf.

Bos “wil financiële rust voor de omroepen, omdat kijkcijfers en bijbehorende reclame-opbrengsten anders een te grote invloed op de programmering hebben”. En hij bepleit dan ook meteen maar “voor de zendgemachtigden een budgetgarantie van tien jaar, evenals een licentietermijn van die omvang”.


Conclusie? Je kan niet anders dan Lousewies het volste gelijk van de wereld geven. Sterker, gezien de politieke verzuilde ankers, leidt dit standpunt van Bos tot de verdenking dat hij op deze manier voor langere tijd een flink aantal fijne verdien plekken voor uitgeraasde politici wil veiligstellen. Flinke vergoedingen opstrijken onder het mom van het dienen van de publieke taak. Een minne zaak die onverbloemd aan de kaak dient te worden gesteld.
Want het publiek zelf zit er niet op te wachten. Heeft, zo bleek dezelfde week, geen enkele drang om de invloed van kijkcijfers en bijbehorende reclame-opbrengsten van minder invloed op de programmering te laten zijn. De meerderheid (60% +) wil namelijk helemaal geen bijdrage leveren om van de reclame af te raken en daarmee het “probleem” met betrekking tot de programmering op te lossen.
En dan een termijn van 10 (TIEN !) jaar!

Negen jaar achterover leunen, aan de sigaar trekken en wachten tot de volgende politieke lobby ronde. Ondertussen nog wat nieuwe – representatieve – club onderkomens laten bouwen. Immers, aan programma’s wordt het geld ook niet uitgegeven. Dat zie je er niet aan af. Ook nu al niet. Vandaar die kijkcijfers.

Of. Of is het heel anders. En is Bos eigenlijk een politiek ziener die het heikele PO-probleem op deze manier door versterving wil oplossen. Als we de PO nog eens 10 jaar zo door laten gaan is de kans immers meer dan groot dat er tegen die tijd helemaal niemand meer kijkt. Is er ook geen lobby meer nodig, geen oeverloze 2e Kamer vergaderingen.
Het lijkt er op dat Wouter Bos geniaal behoudend is.

maandag, april 17, 2006

Harde Currency?

Wat is het toch met de gedrukte media? Dat zij zich altijd zo achtergesteld voelen bij andere media? Vooral Televisie? Tot diep in de 80-er jaren van de vorige eeuw slaagde een lobby van uitgevers van vooral gedrukte media er in om de rol van de publieke omroep (reclame) zo klein mogelijk te houden en commerciële televisie zelfs geheel buiten de deur te houden. Het protectionisme dat zijn wortels diep vond in de verzuiling, en daarmee ook de politiek, kon echter geen stand houden tegen de voortschrijdende techniek. Dus kantelde het medialandschap in de daarop volgende 90-er jaren dramatisch. Echt niet alleen op het gebied van reclame. Collega Germeraad riposteerde, in zijn media bureau jaren van dat tijdperk, het verwijt van print media over de focus op TV als volgt. “In alle markten waarin commerciële TV een partij is, is het aandeel in de reclame “koek” circa 40%, een groei naar dat percentage is dus iets natuurlijks.” Door een overmatige concurrentie tussen publieke en commerciële zenders om reclameguldens/euro’s groeide het TV reclame aandeel zelfs tot ruim boven de 40%. Dit tot grote frustratie en ergernis van de gedrukte media. Maar een blik op de resultaten van het vijf jaarlijkse Tijdbestedingonderzoek vertelde dit scenario al sinds de 70-er jaren.

Waar gaat dit stukje naar toe? Wel, sinds heugenis, is de meest betrouwbare graadmeter voor de “stand” van de gedrukte media de oplage. Je kunt een gedrukt medium verkopen (abonnee, losse verkoop) of weggeven (diverse voorwaarden of geen enkele) en iedere uitgever weet exact hoeveel exemplaren hij drukt.

Een keiharde currency. Zou je denken.
Tot niet zo heel lang geleden werden oplage cijfers echter maar één keer per jaar gepubliceerd. Bij tijdschriften bedroeg het een gemiddelde over het jaar. Bij dagbladen het gemiddelde over een maand (september). De afgelopen 35 jaar is er tevergeefs door mediaplanners gestreden om een beter inzicht in de oplage te krijgen. Liefst per individueel nummer. Onmogelijk, volgens de uitgevers. Waar andere media hun best deden de 21e eeuw zo vroeg mogelijk te betreden, wentelden uitgevers zich in hun 19e eeuws monopoly-gevoel. Waar techniek en communicatie mogelijkheden een vlucht namen, was het schier onmogelijk om een oplage cijfer per uitgave te publiceren.
En nu hebben we al weer bijna 10 jaar het HOI. En hoewel dat een betere situatie biedt dan daarvoor is de gewenste transparantie van gedrukte media nog altijd ver uit beeld. Tijdschriften zijn daarbij sterk in het voordeel ten opzichte van dagbladen. De Rolling Stones zongen er in hun vroege 60-er jaren carrière al over; “Who wants yesterdays papers? Nobody in the World!” Ach ja, dagbladen bedachten nog wel het doorgeef bereik, nee sterker een doorgeef oplage! (Vraag voor de aardigheid eens aan het Cebuco hoe het doorgeef percentage wordt vastgesteld.)
Voor tijdschriften ligt dat anders die kan je best iets – en soms ook nog veel – later lezen.
En dus zijn er leesmappen, gebundelde combinatiepakketten (tot wel 7-10 verschillende titels) die het gedurende het verschijningsinterval niet lukte uit de schappen te komen. En recent de 50.000 boxen die onder andere bij Centerparcs in de bungalows komen te liggen. Wel met een imaginaire verkoopprijs op de box gedrukt natuurlijk. Ook een hele mooie van het afgelopen jaar is het verstrekken van 2 exemplaren aan abonnees. “1 om weg te geven als cadeau”. Als mediaplanner vraag je je dan natuurlijk regelmatig vertwijfeld af waar al die onverkochte en ongewilde exemplaren dan terecht komen en op hoeveel aandacht die dan nog kunnen rekenen van diegenen die er toevallig de beschikking over krijgen. Nog even afgezien van het niet bedoelde, uitgestelde, confrontatie moment.

Waar ging dit naar toe? Oh ja, oplage. Waarom willen de uitgevers geen currency maken van oplage? Dat een adverteerder weet waar hij voor betaald(e). Zeker, dat zou duidelijkheid scheppen. Nu worden de stijgingen van advertentie tarieven op de meest uiteenlopende argumenten gebaseerd:.Gestegen oplage of gestegen bereik (bij wie?) of gestegen papier prijzen, of investeringen in een nieuwe cover en/of redactie. Ik vergeet er vast nog een paar. En vrijwel altijd is dat een rechtvaardiging (?) terwijl andere ‘meters” een teruggang vertonen.

Mijn excuses, dit is een wel zeer lange aanloop om terecht te komen bij de directeur van het Cebuco. Deze meneer Cees Polman bestaat het te klagen over “een krampachtige markt focus op oplagecijfers met terreur-trekjes” (
zie cover Adformatie van 6 april). “Het is ongelofelijk dat mensen die het toegestaan wordt gebruik te maken van deze vorstelijke media zich blind staren op dat cijfer, ook al is het dan hard. En dat, terwijl dagbladmerken (let u even op!) in deze tijden van multi mediale ontwikkelingen een zoveel hoger bereik bieden.” Weg dus met het HOI, volgens Polman. En de directeur van het HOI kan zich dat van uit de positie van Polman nog wel voorstellen ook!!! Jaha, Polman verwacht veel van STIR, de meters van het web bereik, die al ruim een jaar enorme moeite hebben om voor alle participanten aanvaardbare cijfers te produceren. Het is dat het allemaal in de Adformatie gedrukt staat. En bovenal omdat het Cebuco het persbericht met deze annonce ruimhartig distribueerde. Je gelooft niet wat je leest gewoon!

Als deze mensen de rol van ongeleid projectiel zonder enig tegengas op zich mogen nemen, waarom zou ik mij dan geremd voelen. Als je in de ‘gewone wereld’ een brood koopt, dan is daar niets onduidelijks aan. Maar als je in een dagblad adverteert, moet je als adverteerder niet klagen dat je ook voor de dure auto betaalt van de oplage manager die een nieuwe manier bedenkt om een cijfer uit de HOI-hoed te toveren. En voor de te ontwikkelen wijnproeverij onder de dagblad merkvlag, en de investering in print on demand onder de dagblad merknaam. Zonder print-on demand advertenties natuurlijk.
Oplage cijfers hebben geen enkele betekenis, boterzachte cureency. Een op straat gekochte Breitling op Bali is harder. Grote delen van de oplage worden voor de papiermolen gedrukt voor een eindeloze cyclus. Weg dus met die onzinnige gedrukte media. Weg met de HOI- en Cebuco directeuren, hun organisaties ‘et al’.
Wie terroriseert hier nu eigenlijk wie?

Zo dat was lekker. En de Paas eieren waren niet eens slecht gevallen. Het is oprecht te hopen dat wij in de mediawereld eens echt volwassen worden. En dan ook echt allemaal.

donderdag, april 13, 2006

Verliezen en toch Winnen

Klinkt als de tekst van een sport trainer, niet?

In de eerste week van april zijn de oplage cijfers van kranten en tijdschriften over 2005 gepubliceerd door het Nederlandse Audit bureau HOI. Omdat ik die week van huis was, zijn alle publicaties over de resultaten tot nog toe aan mij voorbij gegaan. Maar, tijdens het beruchte stapel lezen na thuiskomst werd mijn aandacht getrokken door kop op pagina 2 van mijn Noordhollands Dagblad van zaterdag 8 april. Die luidde euforisch:


“Kranten HDC Media doen het goed”.

Ik was verrast. De afgelopen 20 jaar is er altijd wel een moment geweest dat een dagblad titel in staat bleek een oplage groei cijfer te voorschijn te toveren. Maar de algemene trend voor dagbladen, geen titel uitgezonderd, was neerwaarts. Geen ontkomen aan. Dagbladen zijn een mediasaurus. Geen “big bang”, maar met de kaasschaaf wordt het afsterven langzaam maar zeker vormgegeven. Dus, wat stond er aan tekst onder genoemde “headline”?

“….de betaalde landelijke dagbladen laten een daling zien van 4,7%, De 18 regionale kranten hebben samen een minder heftig dalende oplage van 3,!%. Alle titels van HDC Media staan in de top-10 van best presterende regionale titels. (….) Deze cijfers tonen aan dat regionale kranten het in Nederland momenteel gemiddeld beter doen dan landelijke kranten. Voor een bedrijf dat regionale kranten uitgeeft en heilig gelooft in dat product, is dat een prettige vaststelling.”

Een nieuwe lente, met een “het glas is half vol” benadering die mij toch wel even het hoofd verdwaasd liet schudden. Even los van de HDC-titels. Ik heb het eerlijk gezegd niet nagekeken, maar uit het artikel blijkt dat het AD met een verlies van bijna 12% de belangrijkste bijdrage levert aan het verlies van de landelijke titels. Maar hoe zit dat precies? In augustus 2005 is het AD immers samen gegaan met een groot aantal regionale titels. Enkele PCM titels uit de Rotterdamse regio, en de Wegener Dagbladen uit de regio’s Zuid-Holland en Utrecht. Dus waar zijn die grofweg 75.000 AD exemplaren gesneuveld? Bij de oorspronkelijke AD lezers, of de lezers van de regionale titels die het nieuwe concept opgedrongen kregen. Maar ach, laten wij naar de toekomst kijken. Want heilig geloven in een product dat decennia negatieve oplage cijfers vertoont, dat geloof je toch niet?

HDC Media heeft financiële stappen gezet. Ingrepen, reorganisaties, proces aanpakken.
“.. Daardoor zijn wij er in geslaagd onze titels in de markt te houden.” En, Internet! Kortelings veranderd van een 1.0 naar een 2,0 opzet. “Interactieve sites en een sterke focus op het verhogen van de interactiviteit van krant, lezer en Internet”. Het zal wel, maar als je een dergelijke regel twee keer leest bekruipt de twijfel je toch weer. Maar daar blijft het niet bij. HDC Media wil zich “stap voor stap omvormen in een moderne multimediale onderneming”. Daartoe worden ook andere media benut zoals “beurzen en events. Allemaal nodig om de oeroude functie van het regionale dagblad, een brug te slaan tussen (het belangrijkste) internationale nieuws en het nieuws uit de zeer directe omgeving nooit verloren te laten gaan.” Direct gevolgd door “de cijfers van deze week tonen aan dat we op de goede weg zijn”.

In dit laatste stukje citaat springt één woord bruut tussen de linker- en rechter hersenhelft.
Oeroud! Juist.
En ook kwam ik deze week op andere plekken diverse malen de uitspraak tegen “aan de rand van de afgrond groeien/bloeien de mooiste bloemen". Dat is dus de verklaring.

dinsdag, april 11, 2006

Communicatienieuws Forum 10 april 2006: over de AMMA Beste Media Innovatie 2005

Bij de komende AMMA zal de AMMA voor de Beste Media Innovatie 2005 niet worden uitgereikt. De jury kon geen geschikte cases vinden die het nomineren waard waren. Wat heeft dat te betekenen?

Alle Wijmenga, media director bij Media Planning: 'In een nieuwsbrief van GeenStijl las ik deze week de volgende zin "..... heeft GeenStijl zich onlangs aangesloten bij de Telegraaf Media Groep (TMG). Webloggen vanaf je zolderkamertje is namelijk zó 2005...." En dat is, zo vrees ik, het probleem van ons allen. Als je de hardlopers over innovatie op het gebied van media en communicatie mag geloven, lopen we vandaag niet 1 maar al snel 3 jaar achter de realiteit aan. Koppel dat dan aan een van nature overdreven bescheidenheid en doe-maar-gewoon mentaliteit.

Dat is namelijk zó des mediabureau .

Als er geïnnoveerd wordt, dan is het meestal nog op kleine schaal. En tegen de tijd dat de AMMA-verkiezing zich aandient is de innovatie al verworden tot een "volgers"-activiteit. Dan ben je al snel geneigd te denken: "uhmm, laat maar". Als het al een verwijt is, dan zeker ook aan mijzelf.
Als het meegeteld had, was de Peugeot 107/Talpa-Lotte case nu een prima inzending geweest. Of het dat volgend jaar nog is....? Niets aan de hand dus...?'

maandag, april 10, 2006

Quid Pro Quo actief op Project Domination



Afgelopen zaterdagnacht stonden Shirley en ik om half 2 in de kleine zaal van het nieuwe Poppodium van Purmerend: P3. Een plaats op de gastenlijst van DJ Quid:Pro:Quo had ons daartoe verleid. Project Domination onthult voor de kenner misschien welke muzieksoort hier achter schuil gaat, maar voor de niet-kenners: QPQ is vooral gespecialiseerd in Breakcore, Darkcore, Speedcore en Terror. Op deze avond zou hij zich in de kleine zaal van P3 vooral richten op Techno. Het zwaardere werk was gereserveerd voor de grote zaal. Nagenoeg “on time” kon de opener van de set Born Slippy van het onvolprezen Underworld rekenen op een juichend onthaal. Daarna bleek ik zelf onmiddellijk “lost” in dit genre, en dat zou tot het eind van de set niet meer veranderen. Niet dat het er iets toe deed. Na een stormachtig begin experimenteerde de DJ er lustig op los. Liet zich niets gelegen aan het naar herkenbare beats hunkerende publiek. Kunst met en K dus. Dat leidde er zo nu en dan wel toe dat de “partyflock” op de dansvloer verdwaasd de draad kwijt leek te zijn. Maar dan waren er telkens weer die bevrijdende breaks die de beweging er weer in brachten. Enkele kleine technische problemen die Quid:Pro:Quo licht deden haperen in het midden van zijn set deden daar niets aan af. Ik heb mij zeer vermaakt, en het was het zoveelste bewijs dat het horen van muziek in de bedoelde setting vaak beter verteerbaar is dan er buiten. En de sfeer was absoluut als vriendelijk te omschrijven. Als we een volgende keer weer op de gastenlijst “mogen”, dan zie ik mijzelf hier weer terugkeren.

maandag, april 03, 2006

Je weet niet wat je leest gewoon

Over Media en Muziek, en soms (nu) specifiek over media over (pop) muziek

Als je een brede muzikale smaak hebt en je een onbegrensde nieuwsgierigheid hebt naar achtergronden, historische perspectieven, volstrekt niet belangrijke weetjes en niet te vergeten “lijstjes”…. Dan hoor je volgens sommigen thuis in een muziek zaak. (High Fidelity) Muziek is in potentie een dankbaar onderwerp om over te schrijven, bijvoorbeeld in tijdschriften. Maar er een heel tijdschrift mee vullen…! In het Nederlandse taalgebied zijn er wel twee titels waar je goed terecht kunt. Het 30 jarige OOR heeft heel lang op het verkeerde spoor gezeten met vluchtige artikelen en fotografie per strekkende pagina. Maar sinds het concurrerende Aloha is opgeslurpt, is er wel het nodige ten goede gekeerd. De “lap” tekst is terug. En dat maakt dat OOR weer een aanrader is geworden. Bijna toe aan de derde uitgave is Revolver. Revolver, onder de bezielende hoofdredactie van ondermeer Tjerk Lamers, heeft slechts twee nummers nodig gehad om tot een serieuze concurrent van OOR te kunnen worden gerekend. Breedte, diepgang en een neus voor mooie fotografie zijn de aanleiding voor mijn conclusie.

Maar als het op echte diepgang en serieuze, journalistiek verantwoorde, muzikale schatgraverij aankomt, dan moet je toch echt in Engeland zijn. Pop muziek is in de UK cultuur met een C. Of misschien juist wel niet, cultuur voor iedereen. Daar houdt de belangstelling niet op zodra iemand de grens van 24 jaar passeert. Los van de kwalitatieve inhoud, zie je dat ook terug in de advertenties. Heel volwassen met (dure) auto’s, en andere life-style bepalende zaken. Die punten hebben natuurlijk allemaal samenhang en betekenen – in vergelijking met Nederland – hoge oplagen. Dus grotere productie budgetten.
In de UK verschijnen maandelijks wel twee handen vol titels met de tekstuele omvang van een flink boek. Hoewel ik afhankelijk van de hoofdredactionele artikelen wel eens afdwaal naar concurrenten, zijn er twee titels die aanspraak kunnen maken op de titel “gedrukt High Fidelity”. Dat zijn Mojo en Uncut. Altijd voorzien van een CD om je muzikale horizon ook luisterend te verbreden, dan wel je geheugen op te frissen. Lange redactionele artikelen. Foto’s die van de pagina’s afspatten. Interviews die tot op het bot gaan, en dan dus wel wederzijds. Beide titels zijn in Nederland geod verkrijgbaar via de AKO/Bruna en sinds kort zie in de Mojo zelfs bij mijn AH. De aanschafprijs van circa € 8, lijkt misschien aan de hoge kant, maar voor zoveel interessante tekst en ook altijd een CD, valt het eigenlijk reuze mee.