"Ondanks het feit dat Fennis stellig is in zijn overtuiging dat reclamemakers te weinig kennis hebben over de psychologie van de mens en dit onvoldoende toepassen in hun werk, moet ik zeggen dat ik veel waarheid zie in wat hij schrijft.
Natuurlijk is er een eeuwige strijd tussen wetenschappers en creatieven waarbij de ene partij zegt dat intuïtie te onbetrouwbaar is om op te varen en de andere partij zegt dat (wetenschappelijke) onderzoek slechts open deuren in trapt en het creatieve denken knecht.
Maar aan de andere kant is het wel degelijk zo dat een hoop kennis over de werking van de menselijke geest ongebruikt blijft in de creatieve industrie. Kennis die gebruikt kan worden om een creatief concept of campagne plan te onderbouwen en te verkopen.
Ik zeg niet dat het niet gebeurt, maar wel dat het te weinig gebeurt. Het algemene kennisniveau over mensen (wat toch het centrale onderwerp is in ons vak); over hoe ze in elkaar steken, zich onderling bewegen en met elkaar onderhouden mag en kan best een beetje hoger zijn.
Deze kennis zou meer gebruikt moeten worden om opdrachtgevers meer zekerheid te geven dat het product dat ze kopen echt gaat werken (en er niet alleen heel cool uitziet). Een onderbouwd plan van aanpak van hoe een campagne gaat werken en een op maat gemaakt meetsysteem om deze werking ook daadwerkelijk te kunnen volgen is volgens mij een noodzakelijkheid voor elk campagnevoorstel. In de praktijk zie je dit echter zelden. Vaak ook omdat er door opdrachtgevers zelden om gevraagd wordt.
Als dit meer zou gebeuren krijgen bureaus zelf meer zicht op de effectiviteit van hun werk en hoeven we met z'n allen niet zo blind te varen op (gestandaardiseerd) marktonderzoek, waarvan in veel gevallen de gehanteerde methodieken al jaren achterhaald zijn.
Te vaak wordt reclamewerking gezien als een simpel en gemakkelijk manipuleerbaar procesmodel. Dit is echter een vreselijk achterhaald gedachtegoed. De meest gebruikte exponent hiervan, AIDA, is niet eens bedoeld voor reclame- of communicatiedoeleinden maar was slechts een model om deur-tot-deur verkopers te ondersteunen. Maar er zijn in het vak te weinig mensen die het model wantrouwen en dus wordt het te pas en te pas gebruikt in briefings en campagnevoorstellen.
Het probleem is, volgens mij, dan ook het blind volgen van wat iemand ooit eens als een standaard heeft gebombardeerd. Het probleem is het onvoldoende nadenken over hoe mensen in elkaar steken en hoe deze mensen in hun dagelijks leven bezig zijn met je product of dienst. Er wordt te weinig gezocht naar alternatieve kennis of modellen dan de meest gangbare. Elkaar na-papegaaien is eerder regel dan uitzondering. Er wordt teveel uit routine gehandeld, zonder zelf na te denken of verder te kijken dan de neus lang is.
De kennis over hoe mensen tot hun houdingen, meningen en beslissingen komen is er wel degelijk. Maar we hebben het dan over een complex interactiesysteem waarin een veelvoud aan invloeden werkzaam zijn. Deze invloeden doen hun werk niet, zoals aangenomen, procesmatig (als een klok), maar simultaan (als een wolk). Omdat mensen nu eenmaal niet in staat zijn alle prikkels bewust te verwerken en veelal gebruik maken van vuistregels en sluiproutes in hun informatieverwerking, speelt het onderbewustzijn een grote rol. Daar moet je je als reclamemaker bewust van zijn en in je creatieve concept en campagneplan rekening mee houden. Enige kennis hierover helpt zeker mee.
Het komt reclamemakers in hun dagelijkse praktijk vaak niet van pas dat deze kennis minder gestructureerd en ingewikkeld is. Aangezien complexiteit niet lekker verkoopt en we met z'n allen liever snel door de bocht willen, worden er op dit gebied een hoop kansen gemist.
Zoals al wordt aangegeven zijn er geen gouden formules of gouden regels, maar volgens mij heb je als reclamemaker een verantwoordelijkheid om je voortdurend zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van zoveel mogelijk beschikbare kennis op het gebied van de menselijke geest, menselijke motivaties en drijfveren. Essentiële kennis om uit te putten op het moment dat je een campagne aan het ontwikkelen bent.
Je kunt namelijk niet steeds dezelfde modellen en routines afdraaien, want dan ga je nat. Ieder probleem heeft z'n eigen oplossing nodig en dan kun je maar beter zo goed en zo breed mogelijk op de hoogte zijn en alle alternatieven kennen. Dan kun je daar uit putten om je aanbeveling zo goed en gefundeerd mogelijk te onderbouwen en de effecten ervan te meten.