donderdag, december 21, 2006

List’O’Mania 2

De aanleiding voor de vorige post kwam maar voor een deel voort uit het feit dat er op Radio ‘hit’ lijsten worden uitgezonden. Eigenlijk zijn ‘lijstjes’ in gedrukte media nog veel belangrijker. In Nederlandse muziekbladen kom je ze wel eens tegen, maar beperken zij zich meestal tot een top 3-10 van favorieten (anything) binnen een categorie. Engelse (UK) media gaan hier veel verder in. Door hun sterke voorliefde en daar uit voortkomende ervaring weten zij ook vaak bijzondere (?) invalshoeken te presenteren.

Zo lezen wij in het januari nummer van Uncut bijvoorbeeld de niet te missen 10 “worst & best Beatles covers (ever)”. Of het gaat over ‘booze’, bedenk het maar. Daar naast even onmisbare lijstjes als ‘de zes beste Ron Wood nummers’.

Lijsten die er toe doen en aan zetten tot ontdekkingstochten. De liefde voor lijsten gaat zelfs zover dat er hele boeken aan gewijd worden. Zo kteeg ik in de 70-er jaren van Hans van Hulst al eens ‘The 70’s A book of records’. Daarin wetenswaardigheden zoals ‘belangrijke artiesten zomder single succes (Iggy Pop)’ en ‘Top artiesten op basis van geschatte verkopen (Abba)’.

Maar het summum voor muziek liefhebbende lijstfreaks is toch een overzicht van albums die om welke reden dan ook gezien worden als moment of tijdperk bepalend, en die daardoor ook vandaag de dag nog een zekere zeggingskracht hebben. Een handig ‘instrument’ om je eigen positie in dit opzicht te bepalen (onder de voorwaarde dat je daar enige waarde aan hecht). Zo kocht ik een paar jaar geleden All time top 1000 Albums”* onder regie van Colin Larkin.
Het boek beleefde zijn 3e editie, was gebaseerd op 200.000 voorkeur stemmen van critici en consumenten uit alle windstreken, en bevatte bovendien de notatie van posities in voorgaande 2 edities.
Het dreigde daarmee uit te groeien tot een “..nieuw gedrukt exemplaar…”, echter alleen verkrijgbaar bij de boekhandelaar.
Dat was smullen, en natuurlijk eens checken wat ik de voorgaande jaren ten onrechte zou hebben gemist. Een kans. Gebaseerd op dat derde boek heb ik
9 van de eerste tien albums
41 van de eerste 50
69 van de eerste 100

Wat er mist zijn die artiesten, iedereen kant dat wel, waarvan je weet dat zij relevant zijn in de rest van de wereld, maar die je gewoon niet trekt. Bij mij vallen in die categorie bijvoorbeeld Bob Dylan en Bruce Springsteen. Gelukkig valt over smaak niet te twisten!
Ik heb sindsdien helaas geen 4e editie meer onder ogen gekregen (heb er ook niet naar gezocht). Een probleem (?) met dit soort publicaties is wel dat de lijst van vandaag, morgen verouderd is.

In de top 10 één Dylan album. 4x Beatles, 2x Radiohead, REM, Pink Floyd en the Smiths. Kenners weten dan genoeg (klik anders bovenstaande link).

Toen ik begin dit jaar in Maleisië een middag aan het shoppen was, stuitte ik – letterlijk op een bundel papier met de titel 1001 Albums You Must Hear Before You Die. Een prachtig boek. Het boek jeukte in mijn handen, maar het gewicht weerhield mij van de aanschaf. Anderhalve week geleden liep ik De Slechte in en trof daar tot mijn aangename verrassing de NL versie van dit boek voor de vriendenprijs van 20 Euro. Geen moment van twijfel. Gekocht. De opzet is dit keer geen countdown, maar een chronologische bundeling per decennium. Dat is prettig, want het plaatst de verschillende albums uit het betreffende decennium in een ‘begrijpelijk’ perspectief. Kortom, een lust voor oog en geheugen.
Op zoek naar een afbeelding van de cover van het boek stuitte ik op de weblog van Francisco Silva. Hij kocht het boek in mei 2005 en besloot gevolg te geven aan de roep die van de titel uitgaat. Sterker, hij is bij het begin begonnen en in zijn log voorziet hij de albums van zijn eigen recensie en voegt er wetenswaardigheden aan toe, ondermeer ontleend aan Wikipedia.
En na verloop van tijd voegt hij er ook films aan toe uit de immense Youtube verzameling. Dit is zonder meer een verrijking van het boek. Dat trapt af met Frank Sinatra en eindigt met the White Stripes. Letterlijk en figuurlijk uiteinden van het muziek spectrum.
Ook als je niet gek bent van lijsten is dit boek een aanrader. Op de koffie tafel leggen en nooit meer om een gespreksonderwerp verlegen zitten.

Tot slot voor de liefhebbers van alternatieve muziek kost. Geen boek of blad maar de site van de Free 40. Iedere week een lijst met de 40 jongste alternatieve muziek uitgaven die je niet snel tegen komt. Bij Kink FM misschien, maar allemaal 24/7 online. Of had je soms al gehoord van 586 en de 747’s? Verder een waslijst aan illustere lijstjes, waaronder bijvoorbeeld de indicatie van wat ‘hip’ Amsterdam koopt bij Get Records/Concerto.

Doe er je voordeel mee en ontdek…….



* de link naar de recentste Larkin 1000 weigert te werken. Deze lijst is die van 1999 en voorlaatst of copy/paste:
http://www.xs4all.nl/~fsgroen/Top100's/2000VirginColinLarkin.html

dinsdag, december 19, 2006

Baby, me and YOU

You and me: Spargo!

Geheel terzijde. Vergheug je. Jij en ik. Wij.
Wij zijn persoon/mens van het jaar 2006! Wij veranderen het aanzicht van deze wereld! Volgens Time, en dat telt.
Ook morgen nog en overmorgen en volgend jaar......









Gefeliciteerd ;-)

zondag, december 17, 2006

List’o’Mania

Nu het eindelijk herfst is geworden, is het doorgaans tijd voor introspectieve muziek.
Gevallen blad, muziek.
Haard aan of, bij gebrek daaraan, de verwarming hoger. Mistroostigheid alom. Tijd voor een nieuw album van Damien Rice. Of Sufjan Stevens. Van dat soort. Persoonlijk houd ik het dan bij Nick Drake. Maar die kan eigenlijk altijd wel.

Traditioneel is het nu ook weer de tijd van de lijstjes. Muziek liefhebbers zijn gek op lijstjes. Hoewel, die verkleinvorm kan er tegenwoordig wel vanaf. Vroegguh, was alles zeker niet beter. Wel overzichtelijker. Aan het eind van het jaar een overzicht van de best verkochte singles van dat betreffende jaar, en zo ergens rond of op Hemelvaart de top 100 Aller tijden (later de Hemelse 100). Kon ook behapbaar in een (1) dag afgewerkt worden. Net voor 18.00 uur de nummer 1, en dan over tot de orde van de dag.

Zo is het al lang niet meer. Het begon er mee dat er meerdere vormen van de Top-40 ontstonden, dus meer jaar lijsten. Maar dat was nog altijd af te werken in 1 dag. Toen, toen was er opeens Arrow Rock Radio. Helemaal zeker weten doe ik het niet, maar ik meen dat dit station als eerste het jaar afsloot met een "rock' 500. Dus, een 5 dagen durende countdown, die bovendien als service voor de luisteraar een week later nog eens ongewijzigd herhaald werd en wordt. Een evenement, dat moet gezegd. Want in deze lijst hoor je ook muziek die de reguliere programmering niet zo vaak haalt.
Sinds eind 1999 is de lijst-gekte echter volkomen los. Radio 2 programmeurs hadden het lumineuze idee vlak voor de eeuwwisseling een Top 2000 te programmeren. Heel aardig.
Heel aardig? Het bleek een waanzinnig succes. Door deze pakweg 2 weken durende continue programmering behaalde Radio 2 in december 1999 een marktaandeel in luisterdichtheid, dat sinds het verdwijnen van de draadomroep niet meer was gekend. Zelfs het onverslaanbaar geachte non-stop-Kerst-format van Sky Radio (jaren lang Numero Uno) legde het af. Sindsdien is de Radio 2 Top 2000 niet meer weg te denken uit december. Ondanks het volslagen gebrek aan relevantie. Een mooi marketing succes dat als spin-offs weken van de 70’s, 80’s enzovoorts kreeg. Dat kon natuurlijk niet zo blijven. Succes doet immers volgen. En zo turfde ik december vorig jaar naast de 500 van Arrow en de 2000 van Radio 2 ook al een een Veronica Top 1000, een City FM Top 1000, en dit jaar is er de overtreffende trap van Radio 10 Gold. De Radio 10 Gold Top 4000. En al die lijsten blijken samengesteld door de luisteraars. Lamenielache.


Ik verstond overigens de eerste keer Top 10.000 en moest toen wel lachen. Maar dat vergaat je op internet snel. Er blijkt een Mi Amigo Top 10.000 te bestaan. Ik dacht dat die zender al lang in het ruime sop ten onder was gegaan. Niets blijkt minder waar. Ze hebben die 10.000 ‘plaatjes’ overigens in de zomer uitgezonden. Ze zijn er maar wat trots op. 2 maanden lang hebben ze er de dagprogrammering mee kunnen vullen en staan nu in het Guiness Record boek. Gefeliciteerd nog hoor. Hoeveel mensen zouden hem hebben afgeluisterd? Dat is pas een prestatie.
Ik kon het niet laten. Even kijken wat er op nummer 1 staat. En ja hoor, of het nu een Top 100 of Top 10.000 is, de nummer 1 staat bij voorbaat vast. Nou, de top 10 dan.

Daarom ben ik zelf lang geleden gestopt met het luisteren naar de laatste uren van zo’n lijst. Je kunt hem dromen en door de jaren heen verandert die droom in een nachtmerrie. Soo Saai. Vooral die populair geworden ballads van rock bands. Ik bedoel maar, Metallica mag er van mij best staan, maar alsjeblieft niet met 'dat' nummer.
Nee, dan de onderkant van een lijst, of het begin meestal. Daar valt nog wat te beleven. Daar worden de stoffige uithoeken van de geest opeens weer gekieteld door verloren geacht (jeugd) sentiment. Of simpel een paar a-commerciele nummers (?).
Daarvoor ben je vandaag de dag niet meer afhankelijk van een Top-nogwat. Dankzij stations als Arrow en, meer nog, Kink en wat er online te vinden is, bijvoorbeeld bij 3voor12.

Maar goed, als al die Top-Zoveels in 1 en dezelfde maand vrijwel tegelijkertijd worden uitgezonden, dan haalt er nog altijd - per definitie - 1 station het hoogste marktaandeel. De spoeling wordt echter dun. Bij Arrow hebben zij dat dit jaar goed opgepakt. In de eerste plaats hebben zij Oktober in de programmering nog belangrijker gemaakt.

Rocktober. Bestond al maar de maand hangt nu geheel aan elkaar van lijsten en lijstjes. En bovenal zend het station – als noviteit – de nu eenmaal traditionele 500 dit jaar ‘at random’ in december uit. Hoor je Bohemian Rapsody ergens op een plek als 298 of 297. Kijk, dat is dan verrassend. Andersom zou je natuurlijk ook kunnen betogen dat Arrow het hele jaar niets anders doet dan die 501 ‘at random’ uitzenden. Dat zou Hidde dan weer kwalificeren als ‘zuur’.

Nu vooruit dan. Nog even terug naar de luisteraar als samensteller van lijsten. Dat zijn er niet zoveel. Een paar honderd? Dan kom je met 500 misschien nog aardig weg. Maar 2000? Als Radio 2 – en Veronica – dan ook nog eens alleen de mogelijkheid bieden te kiezen uit een voorgekookte lijst, dan weet je zeker dat er weinig verrassingen te verwachten zijn. Een goed georganiseerde fanclub ‘rules’. Dat lijkt dit jaar, tijdens Rocktober, de Led Zeppelin fanclub weer eens aardig gelukt. Klik er de lijsten maar eens op na. Alleen in de ‘bubbeling under’ zijn er verrassingen. Robert Wyatt! Zanger. En pure verbazing. Waar is Jack Bruce? Onvindbaar in de categorie bassisten. Terwijl die op 1 zou moeten staan.

Lijsten. Heerlijk. Hemels en Hels tegelijkertijd.

maandag, november 27, 2006

Tabloid is the way…..

Regelmatige lezers van deze weblog zullen het misschien niet herkennen, maar ik ontdek zelf dat het “verhaal” van dagbladen rond de overgang van “broadsheet” naar ‘ Tabloid” formaat aan mij voorbij is gegaan.
Dat komt, zo vermoed ik zelf, omdat ik in de dagelijkse praktijk niet zo heel veel met het plannen van advertenties in de nieuwe tabloids te maken heb gehad. Een gevolg van de aard van mijn klanten pakket. Puur een kwestie van geluk?

In de periferie heb ik natuurlijk wel gehoord van rumoer, onder andere veroorzaakt door collega Van der Peet. Maar de echte details hebben mij gemist. Echter, bij het opschonen van mijn mailbox word ik geconfronteerd met enkele documenten van de NRp met betrekking tot het Eindhovens Dagblad, dat al sinds 3 oktober helemaal ‘Tabloid’ is. Het blijkt de opmaat voor een overgang van alle Wegener titels begin februari 2007.

Na het lezen heb ik een beter begrip van wat mijn collega’s elders te hoop deed lopen tegen deze verandering. Het kernachtige gezegde ‘verandering van spijs doet eten’ is aan mij goed besteed. Waarbij ‘eten’ een synoniem is voor verbetering. Het is mij ondertussen duidelijk dat de dagbladen er ook zo over denken. Zij houden ons (adverteerders) namelijk voor dat een krant op Tabloid de volgende voordelen biedt:

Voordelen!
1. Overgang op tabloid leidt tot een stijging van oplage en bereik. Meer jongere lezers voelen zich aangetrokken tot een dagblad op tabloidformaat.
2. Een krant op tabloid wordt langer en beter gelezen. Ook stijgt het aantal leesmomenten, waardoor in de gehele krant een beter paginabereik wordt gerealiseerd.
3. De inhoud van de krant wordt beter afgestemd op de lezers, waardoor deze meer tevreden zijn met hun dagblad.
4. Door de overgang op tabloid zijn er meer kleurmogelijkheden.
5. In tabloid zijn er meer en betere advertentieposities. Redactie- en advertentiepagina’s zijn geïntegreerd waardoor advertenties standaard op een redactiepagina staan.
6. Advertentiebedrijf is leading bij indeling van de krant.
7. Vereenvoudigd advertentie- en prijsconcept met vaste formaten en vaste prijzen per vak.
8. Overgang ED vormt testcase voor overige Wegener titels; eventuele kinderziektes kunnen opgespoord en opgelost worden op kleine schaal in plaats van direct voor geheel Wegener.

Dat is nogal wat. Hoewel de disclaimer onderaan de pagina, dat het bovenstaande onder voorbehoud is en er geen rechten aan ontlend kunnen worden, wel een euforie-remmer is.

Als ik enkele ‘voordelen’ combineer met ‘ voorwaarden’ , bekruipt mij het gevoel.dat het begrip voordeel vooral een hoge samenhang heeft met kranten.
Zo is het opmerkelijk dat het tabloid formaat het papier verbruik van de uitgever ongeveer halveert. De adverteerder betaalt echter hetzelfde tarief voor een pagina als voorheen (Broadsheet) onder het motto “ a page is a page” (waar zou dat dan vandaan komen?).
Het onderscheid tussen redactie en advertentie pagina’s vervalt. Maar de eerste 7 pagina’s van de krant en de eerste drie pagina’s van het 2e katern kennen riante positie factoren. Omdat adverteerders gebonden zijn aan vastgestelde vakformaten kan dat, voor adverteerders die graag op dat soort ‘ vertrouwde’ pagina’s staan, aardig duurder uitvallen. Overigens kan dat natuurlijk worden voorkomen door kleiner te adverteren. Dat is immers helemaal niet erg, want je advertentie valt immers toch meer op.
Wat die vakken betreft, is het in deze moderne tijd schokkend te zien dat adverteerders niet wordt toegestaan om meerdere vakformaten op een pagina te combineren. Ten tweede – niet minder schokkend – blijken deze vakken qua systematiek vergelijkbaar met het Parool, maar krijgen zij een andere naam en afmeting. Tja, ‘ met tabloid is het met de standaardisatie binnen de dagbladen afgelopen, sorry’ . Los van het feit dat adverteerders nu moeten laten ontwerpen voor broadsshet- en tabloid formaat, dus ook voor meerdere afmetingen binnen die laatste. Tja, met tabloid is het met de standaardisatie binnen de dagbladen afgelopen, sorry.

Let u toch op al die voordelen!

Zo zou deze post een enorm lang verhaal kunnen worden. Ik denk echter dat de teneur wel duidelijk is.
Tabloid heeft de toekomst. Wat een voordelen, niet?. Goed, die zijn wat eenzijdig verdeeld. Maar ik sta er niet raar van te kijken. Oplages van kranten zitten tegen hun plafond. Ik heb horern verhalen over abonnee wachtlijsten. Adverteerders verdringen zich volgens een opbodsysteem. Hier was Johan Cruyff niet op bedacht. Voordelen waaraan geen nadelen kleven! Een paradijselijke situatie. Wat een privilege, dat adverteerders mogen meedoen!
Deze week werd bovendien duidelijk dat ik het goed zie. Price Waterhouse doet kond van de revival der dagbladen.

Vast en zeker dankzij tabloid.

donderdag, november 23, 2006

Extra! Nieuws! Van Cebuco ?

Een prachtig A3, dubbelzijdig, op hoogwaardig papier gedrukte nieuwsbrief van Het Cebuco maakt attent op RReporter. Een special.

Wat staat daar te lezen in de opening “prestatie van dagbladen in kaart gebracht” ?

RReporter (tool) is gebaseerd op 100-en reclame reactie onderzoeken en levert (dus?) representatieve prestaties van al die advertenties samen.
De Advertising Research Foudation (ARF) heeft een model opgesteld … dat duidelijk laat zien wat de meerwaarde van RRO’s is bij het bepalen van de prestaties van media. Het verantwoorden van campagneresultaten kan op zes niveaus gebeuren. Onderaan staan de oplagecijfers. In Nederland, als norm een gepasseerd station, omdat hier betrouwbare NOM-bereikscijfers voorhanden zijn. Oplage cijfers geven in tegenstelling tot bereikscijfers geen garantie voor het ter hand nemen van een titel.

Tot zover het Cebuco. Een mooi voorbeeld van “zevenmijlslaarzen door de porseleinkast”. Het ARF presenteerde in 2001 een update van het rapport “ Towards better media comparisons (1961)”. De update kreeg als titel mee; “ Making better media decisions”. De introductie van het – overigens aanbevolen – rapport luidt:

"It has been revised to include new levels of paid media performance – attentiveness, persuation and response – and to consider new media types, especially online media and Interactive TV.
The new model contains 8 levels at which media performance can be measured to help marketers plan their advertising campaigns.”

De door Cebuco gesuggereerde conclusie dat oplage cijfers een gepasseerd station zijn is vooral een interpretatie. Ook bekend van de wens en vader van gedachte. De toevoeging “ omdat betrouwbare NOM bereikscijfers voorhanden zijn, is hilarisch te noemen. Die hebben wij toch al vier decennia, heren? Remember TON 67? De enige juiste bewering is dat oplage cijfers geen garantie voor het ter hand nemen van een titel zijn. Maar tegelijkertijd zijn de huidige bereikscijfers dat ook niet. De grote vraag voor de toekomst is of bereikscijfers ‘per nummer’ dat wel gaan worden.

Na het lezen van de boven weergegeven inleiding van de Cebuco tekst riep een collega spontaan: “dan kunnen zij die oplagecijfers per nummer nu ook zonder probleem aan ons rapporteren”.

Mijn gedacht, zoals onze zuiderburen zo krachtig formuleren.
Oplage cijfers zijn inderdaad het basale niveau volgens ARF. Het punt is natuurlijk dat het inzicht hierin volstrekt duidelijk moet zijn voordat je een volgende stap maakt. Anders is wat daarna volgt op drijfzand geplaatst.

Vooruit Cebuco! Back to basics!

woensdag, november 22, 2006

Ziende blind

CDA kamerlid Mirjam Sterk heft ook een weblog.
In nrc.next lees ik dat zij er afgelopen week het volgende schreef:

“Internet is geweldig. Zeker in verkiezingstijd. Maar het heeft ook zijn duistere kanten .Er is zoveel bagger te vinden. Als je kind achter de computer zit, heb je niet altijd zicht op wat daar gebeurt.”

En dan volgt een pleidooi om de overheid tien miljoen euro in een EO-filter te laten investeren door middel van voorlichting en korting op die filter. Het ontbreekt er nog aan dat zij niet pleit voor een onderzoek commissie!
Het is het zoveelste recente voorbeeld van politici die zich tegen media aan bemoeien en daarbij blijk geven van groot onbenul.

Maar wat mij bijzonder trof waren haar eerste vier regels. Ik dacht dat zij zou refereren aan alle onzin die politieke partijen op de Nederlandse populatie afvuren. Op hun sites, via banners, virals en weblogs! De duizelingwekkende publicatie van ver van de werkelijkheid afstaande Internet polls, waarvan de uitslagen ons nu al weken lang dagelijks terroriseren. Dat daar een eind aan zou dienen te komen. En kijkwijzer voor politieke partijen? Klopt Mirjam, dacht ik.
Maar het ging daar natuurlijk helemaal niet over. In het artikel krijgt Mirjam Sterk overigens voldoende tegengas, en wordt gesuggereerd dat het geld beter aan onderwijs kan worden besteed. Ouders blijken zich in grote getallen wel bewust te zijn van gevaren die kinderen mogelijk lopen en zoeken gericht naar informatie. Ook daar wordt een Kijkwijzer gesuggereerd.
Sterk ziet daar niet veel in omdat “Kijkwijzers” niet onafhankelijk zijn, de makers classificeren de eigen productie. Ik denk dan, als dat zo is en je vertrouwt het niet, schaf het dan af. Minder regels weten wij nog wel?
In haar argumentatie laat Sterk nog een merken weinig voeling met de echte mediawereld te hebben:

“Internet is een ander medium dan televisie. Bij TV weet je wat je kunt verwachten. Je kijkt in de gids en ziet welke programma’s worden uitgezonden. Je kunt van te voren een keuze maken. Op Internet surfen kinderen van de ene site naar de andere. Je weet niet waar ze terecht komen.”


Ja, ja, ja



Kunstwerk “Ziende blind / Blind while being able to see” = kunst van Bianca van Baast

dinsdag, november 21, 2006

Dat duivelse medium!

Je kunt er op wachten.

Er is een Europees voorstel aangenomen om de reclameregels op TV te versoepelen. Dat laatste althans van uit een Nederlands perspectief.

Als het voorstel inderdaad wordt aangenomen door het Europese Parlement, en die kans is groot, dan kan er het een en ander veranderen in Nederland. Volgens wat ik er over gelezen heb wordt het zenders mogelijk om vaker dan nu het programma te onderbreken voor reclame boodschappen. Wel blijft het maximum aantal reclame minuten per uur gehandhaafd op 12.

Het heeft de Consumentenbond een week gekost maar, zo lees ik in de Adfo nieuwsbrief, en nu neemt zij haar rol als zelfbenoemde duivel uitdrijver met verve ter hand.
Zij vreest een commerciële jungle op TV. Zij kondigt een sterk vercommercialiseerde reclamecultuur aan. Het deed mij terugdenken aan voormalig STER directeur Chris Smeekes die in de 80-er jaren van de vorige eeuw ook het einde van de televisie wereld verkondigde. Hij kreeg gelijk, nadat hij bij de komst van de eerste commerciële tv zenders in 1989 bijval had gekregen van tal van cultuur beschermers die 'bloemkolen' verafschuwden. Ruim vijftien jaar later weten wij niet beter. Hoewel, zenders moeten het natuurlijk niet te gek maken. Dat ondervond Talpa wel met betrekking tot de integratie van reclame blokken in ‘de Wedstrijden’ . De kruik en het zinken spreken voor zich.


Het ligt niet zo heel erg voor de hand dat TV zenders straks iedere 2-3 minuten een reclame spotje door hun programma mixen. Dan gaat de samenhang wel zeer uit programma’s. Een Amerikaanse opbouw naar het eind van een programma is wel denkbaar. Experimenteren, zou ik zeggen. De kijker laat wel weten waar het ophoudt.
Vanuit het oogpunt van de reclame ‘planner’ is dit natuurlijk helemaal niet zo slecht. Meer, kortere blokken verhogen – in ieder geval op de middel lange termijn – de kans dat commercials weer meer dan voorheen gezien gaan worden. Ik verwacht dan ook een omhelzing van deze commissie door BVA.

Wat mij meer verbaasde was het lezen van de aankondiging dat er geen sprake lijkt te zijn van versoepeling van de in-program mogelijkheden in de nieuwe EU TV regels. Voor zover ik het begrijp lijken die sterk op wat er nu in Nederland is toegestaan. En dat valt niet mee. Daar zou nu toch juist de redding van TV als reclame medium vandaan moeten komen? Volgens ons, de reclamewereld.Daar hoor je die Consumentenbond dan weer niet over. Zoals altijd, ‘eigen leed telt het zwaarst’. “Dat je het weet


zaterdag, november 11, 2006

3 in 1 en meer. Adformatie doorgespit.

Van de week meegewerkt aan een onderzoek over de waardering van Adformatie. Achteraf realiseerde ik mij dat ik eigenkijk milder in de beoordeling ben geweest dan wat ik er meestal over ventileer. Waarom zou dat zo zijn? Ik vermoed omdat het blad mij zoveel schrijfstof oplevert in een tijd dat het mij aan mogelijkheden ontbreekt veel andere bronnen bij te houden.

Het inspireerde mij om het nummer van deze week (45) eens grondig door te nemen.

Op de achterpagina, in de Pay-Off is Ellen Nap kritisch over de Mercur nominaties. Altijd maar weer de ‘usual suspects’ die daar worden aangetroffen, zo verzucht zij. Net zo als bij de meeste prijzen feestjes in de media- en reclame branche is het ook hier een kwestie van politiek en – vooral – geld. De uitgeefbedrijven met de grootste portfolio’s dragen natuurlijk het meeste bij aan de sponsoring van het feest. Zij hebben ten minste bij toerbeurt zitting in de jury, die dan wordt aangevuld met een handvol bekenden (over ‘usual suspects’ gesproken).

Is dat erg? Helemaal niet! Als het maar een gezellig feest wordt, en als Adformatie er maar ruchtbaarheid an geeft. Dat staat vast, want het blad verbindt immers haar naam aan 1 van de prijzen op dit feest, de Mercur Tijdschriften campagne van het jaar. Van de genomineerden voor deze prijs kan ik mij alleen – denk ik – Achmea herinneren. Meerdere pagina’s met aanzwellende rampspoed, maar de verzekerde is ontzorgt. Prachtige campagne, moet zeker winnen. Tot slot tref ik op de voorpagina de 4 titels die genomineerd zijn voor de Mercur “tijdschrift van het jaar”. Het jury rapport benieuwt mij zeer, want ook hier kan ik mij niets bedenken dat aanleiding geeft. Al met al een mooie opwarmer voor het feest dus.

Van achter naar voor. John Faase orakelt dat “Kijkgedrag straks niet meer is te meten”. Te veel schermen waarop TV-uitzendingen zijn te ontvangen en ook nog eens te veel zenders(? aw). Dat leidt tot te veel ‘onbekend schermgedrag’. John heeft waarschijnlijk het door SKO gemelde ‘audiomatchingsysteem’ gemist. Als hij doelt op de huidige meetmethode heeft hij natuurlijk alle gelijk van de wereld, maar die draait door. Dat lezen wij dan ook 9 pagina’s verderop: “Nielsen volgt verschuiving TV naar Internet”. Het nieuwe Nielsen product heet toepasselijk, ‘Anytime Anywhere’. Hallo Adformatie! Haaden jullie John niet even kunnen waarschuwen?

Nog eens Hallo! Maar dan tegen het creatief engagement in Nederland. We zijn weer op de AP. Henk Borst suggereerde dan wel dat het de mediabureaus zo slecht gaat dat zij niet eens in staat zijn om zelf te investeren in gereedschap, Daphne dient van repliek. Ze noemen zich mediabureau, maar ik vraag mij af of Daphne dat volgens de definitie (?? Aw) ook werkelijk is? Waar het om gaat, is een nieuwe ROI voorspeller. ForeCaster vertelt wat, op basis van voorgenomen mediabudget het resultaat is in termen van KPI’s. Ik citeer: Uitgaande van parameters als beschikbaar budget en beoogde campagne effecten berekent het gereedschap de te verwachten resultaten. Ik? Ik ben diep onder de indruk. Wij kunnen wel thuisblijven. Creatieven, u ook, ja. Of gloort er toch weer hoop in de laatste zin, ”Komend jaar krijgt het systeem extra mogelijkheden, zoals rekening houden met invloed van de mediamix en de kracht van creatie” Ah, er moet nog wel wat bedacht worden. Fantastisch gereedschap of fantastische PR? Als een storm met deze poëtische naam.

Toegiften: 2. De column van Ruud de Langen over Harrie Mens en natuurlijk ‘de Opportunisten”. Beiden goed voor een brede lach.
En, ‘wat de hel” een artikel met de kop “een kwestie van tellen”. Ongetwijfeld geïnspireerd door mijn recente oproep? De titel bovendien ontleend aan een iets oudere ‘post’. Het kan dus wel. Echt, Adformatie kan even niet meer stuk!

donderdag, november 09, 2006

Voortbestaan mediaclub PMA in gevaar …… ja, en ??

So what? Was mijn primaire affectieve reactie vorige week donderdag 2 november bij het aanschouwen van de opening van Adformatie numero 44. To put it boldly!

De afgebeelde voorzitter keek vrolijk in de camera. Hij leek mijn reactie wel bewust uit te lokken. Lezing van de bijgevoegde tekst maakte echter duidelijk dat hier toch sprake bleek van een “om 5 voor 12 luidende alarmbel”. Een hele week jeukten de vingertoppen. Hier heb ik ook wel een mening over. Met een uiterste kracht inspanning besloot ik het een week te rekken. Zo een ‘Kop' jankt immers om een rondje langs ‘others with attitude’.

In nummer 45 van ons vakblad wordt ik niet teleurgesteld. Althans, wat betreft de aanwezigheid van het ‘rondje’ met deze strekking. Opmerkelijk, en direct meest teleurstellend, is dat de zes (6) reacties geen vertegenwoordiging kennen van de Pomper Media Achterban. Daar had ik eerlijk gezegd wel op gerekend. En dan met enige ‘eloquente en prikkelende’ teksten die ons aan een helder en perspectief rijk inzicht zouden helpen.
Het is dat het om tekst gaat, anders zou het prachtige “oorverdovende stilte” terecht van stal gehaald zijn.

Wie er wel reageren? Drie (ex-) bureau directeuren die geen betrokkenheid hebben bij de huidige club (toch al een dodelijke aanduiding).

Van Huis verdenk ik er van tot de originele oprichters van PMA te behoren (maar mijn feiten geheugen laat mij, eerlijk is vals, in de steek). Ik vertaal even vrij; “niks aan de hand, die club heeft helemaal nooit bestaan. Echt dan”. En dat is dan nog zijn ‘bescheiden’ mening.
Ook Borst heeft de klepel eerder lawaai horen produceren. Ongeveer iedere 4 jaar. Er zullen toch geen verkiezingen aan te pas zijn gekomen? In ieder geval veelzeggend, met het oog op zijn circa 5 jaar durende directie functie bij Carat. Hij strooit de pekel echter treffend in de open wond; “… meer budget benodigd, Geld wat er niet is. De marges staan onder druk …”.
Ook zijn betoog heeft als kern ‘maak je niet druk’, en – als de wonderdokter – reikt in een (1) moeiteloze oprisping de oplossing aan. “Media bureaus zijn straks gewoon weer ‘units’ in een reclamebureau". Ik weet niet of ik ‘unit’ nu prefereer boven club?
Pfff, nee dan maar het laatste.
Tot slot stroomt Titus Eikelboom leeg. Hoewel ik hem meermalen wel heb kunnen betrappen op eloquente en prikkelende uitspraken, kan ik die nu niet ontdekken. Wel begrijp ik dat er ook een ‘accountantsclub’ schijnt te zijn. Op een bepaalde manier is dat dan weer een opluchting.

Oh ja! Wat vind ik er zelf van?

Beoordeeld van af de mediabureau werkvloer heeft PMA aan mediaplanners, bij mijn weten, nog nimmer een bijdrage geleverd. In negatieve dan wel positieve zin. De bijdrage die PMA levert in onderzoek commissies en bijvoorbeeld HOI, dringt zelden, of beter, nooit door tot die beruchte ‘gangkast achter de liften’ (zo werd die ‘unit’ in het verleden bij reclamebureaus gekwalificeerd). Dat werkgebied van PMA is geen kwestie van een (1) voor Alle(n), maar – helaas – ‘weinigen voor zichzelf’. Persoonlijk geeft mij dat zelfs een gevoel van ‘achtergesteld te zijn’. Brrr.

Maar, beste lezers, wie ben ik en wie zijn zij (van het rondje)? Ik ben nu toch ook razend benieuwd naar jouw mening. En die andere lezers vast ook. Vooruit, het is toch verkiezingtijd, dus oefen vast, en laat hier weten wat jij er van vindt!


Moet PMA voortbestaan?


1) Nee, affikken, NU
2) Ja, ik ben een clubmens


View Results



Make your own poll

vrijdag, oktober 27, 2006

Wie rekent er mee?

Mediaplanning, daar komen heel wat cijfers bij kijken. Bereikcijfers, oplagecijfers, kijk- en luistercijfers, marktaandelen. Het lijkt heel simpel. Bedrieglijk.
U gelooft mij niet?
Ik daag u uit!

Deze week publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau – ongekend vroeg – al heel wat materiaal uit het Tijdbestedingonderzoek 2005. Een prachtig document dat iedere vijf jaar sinds 1975 een mooi inkijkje geeft in het leven van Nederlanders. Voor mediaplanners is het razend interessant, want er zit een forse hoeveelheid informatie in over hoe er thuis met media wordt omgegaan.
Al jaren neemt in het onderzoek het TV kijken, wat het mediagedrag betreft, een voorname rol in, die almaar groeide. De rapportage over 2005 meldt echter ten opzichte van vijf jaar eerder een ‘schokkende’ daling.
(Ik ga er niets over zeggen, want dat is hier niet het onderwerp.)

In Adformatie 43, pagina 6, aandacht voor Paul van Niekerk (SPOT), die deze daling aanvecht. Hij gebruikt zware woorden zoals bizar en ongeloofwaardig.
En dan volgt een onnavolgbaar staaltje rekenwerk dat ik u graag voorleg. Of het aan van Niekerk of de optekenaar is toe te schrijven doet niet ter zake. Het staat er! Citaat:

“Het Tijdbestedingonderzoek van het SCP laat een aanzienlijke daling van de kijktijd zien van 12,4 uur per week in 2000 naar 10,8 uur in 2005. Die uitkomst staat haaks op de stijging die de Stichting Kijkonderzoek (SKO) ieder jaar weer registreert.
SKO, ….. , laat over dezelfde periode een stijging van kijktijd zien van 19 uur per week naar 22,8 uur.

Een verdubbeling dus ten opzichte van het onderzoek van het SCP.”
(eind citaat)

Ik bedoel maar. Lees wat je leest, geloof wat je gelooft. Verward? Bedoeld!

zaterdag, oktober 21, 2006

Fiets ‘m er in.....

Dit is een stomme post.
Of een flauwe.
Of een trieste.
Na de aanvankelijk aanwezige motivatie – drie weken geleden - sloeg twijfel deze week dan ook keihard toe. De teleurstelling op de gezichten van collega’s – "Wat, geen post?" - gaf de doorslag.

Toch maar doen.

Waar gaat het om?

Dagblad
Trouw bedacht een mooi initiatief om aandacht te vragen voor de titel. Onder het motto “Fiets Trouw je mediaplan in” was er een tournee langs de bureaus. Een quiz leverde een winnaar op die captain werd van een team van 4 en bovendien een hippe ‘beach-cuiser’. Voor dat die fiets echter mee naar huis mocht, moest het ‘team’ er 4 weken op fietsen. Iedere week werden de kilometer standen per mediabureau gepubliceerd in Trouw. Het bureau team dat de meeste kilometers zou afleggen, kreeg als hoofdprijs nog eens 15 extra ‘beach-cruisers’.
Het is zomer. De meeste weken is het weer echt mooi. Prachtig initiatief van Trouw. Voorwaarde was wel dat 'het team' de fiets prestatie leverde. Er zou controle plaats vinden, en als teamleden op kantoor werden gesignaleerd, maar de fiets niet te vinden was, dan volgde uitsluiting voor de eindzege.

Door ziekte en afwezigheid van MPG teamleden ben ik sommige weken ‘ingevallen’, als wissel fietser zogezegd. Tussen de middag 45 minuten tot een uur fietsen op zonovergoten en windstille dagen is bepaald geen straf. Zelfs niet in Amsterdam West.
Nu fiets ik zelf doorgaans flink door, het recreatieve tempo is mij te laag. Zelfs als ik op weg naar 'nergens' ben. Bovendien, in dit geval ging het natuurlijk wel om de kilometers. Die cruiser, een fiets zonder versnelling, met brede banden, liet bij mij – onder optimale omstandigheden – een gemiddelde snelheid van circa 20km/uur toe. De andere teamleden, iets jonger, vonden dat wel een indrukwekkend gemiddelde. Ik kan mij echter wel voorstellen dat er mensen zijn die harder rijden. Maar zeker niet harder dan …. nou 30 k/u. Dan natuurlijk wel bergaf.

Trouw bezocht totaal 17 Media bureaus. Vizeum accepteerde de fiets, maar fietste geen meter. De rest ging vol goede moed op weg. Zoals in de echte wereld was er vrijwel direct sprake van een tweedeling:
Fanaten versus recreanten, ofwel
Een kopgroep en een bezemwagen.
Saillant is dat de kopgroep vooral bestond uit bureaus met een relatief kleine bemanning. Wel begrijpelijk, want dan heeft bij winst nagenoeg iedereen een fiets.

Om het overzichtelijk - en niet te lang - te houden beperk ik mij tot de kopgroep.

Stroom noteerde de eerste week 12 km, maar kwam toen op stroom (sic). Twee weken later hadden zij er 1000 km op zitten. Daarna is er iets voorgevallen. Wat is niet duidelijk, maar Stroom bleek in de finale gediskwalificeerd.

Vreemd genoeg als enig bureau.

Wat te denken van de Maatschap? Het is algemeen bekend dat wanneer maat Gottmer aan een spelletje meedoet, niets telt, behalve de overwinning. Kennelijk had Michael in deze 4 weken 2 meerdaagse golf toernooien af te werken. De twee weken dat hij er vermoedelijk niet was, lag de gereden afstand rond de 200 km. De weken dat hij er wel was, waren andere koek: ruim 400 km in de 1e week en een Onwaarschijnlijke 1484 km in de laatste week.
Amsterdam – Cannes, maar dan wel via de Alpen.

Schreiner & van Bokkel (SvB) deden zelfs met 2 (twee) vestigingen mee. De Rotterdamse werklust was direct zichtbaar en leidde de eerste 3 weken tot een onaantastbaar geachte kop positie. Week noteringen in km: 400, 920, 1350. De regelmaat van een chronometer.
De laatste week werd er in Rotterdam op de tanden gebeten en een eindsprint uitgeperst van nog eens 602 km. Gestreefd was naar 600 maar door vermoeidheidverschijnselen rolde de laatste rijder 2 km extra uit. Het mocht niet baten.


Vanzelfsprekend zegevierde de – eeuwige - Amsterdamse creativiteit over de werklust. Met een totaal van 1217 in de laatste week op de SvB A’dam teller was het feest in de hoofdstad. En, omdat die Amsterdamse creativiteit nu eenmaal exemplarisch is eindigde SvB Rotterdam ‘slechts’ op de 4e plaats.

Vol afgunst staar je naar het staatje. Wat een prestaties zijn hier geleverd! Denkt u even in!
In de laatste week werd er door 3 bureauteams, 5 dagen lang, 10 uur of meer per dag gefietst. Dat is dan gemiddeld, want we weten allemaal dat statistiek ons een rad voor ogen kan draaien. Het ‘net’ niet winnende bureau van Michael draaide deze week zelfs 15 uur per dag!!! (wel afgerond).


Ik kon het dus niet laten, en dan horen er natuurlijk ook grafiekjes bij. De eerste toont het cumulatieve verloop van verreden kilometers. Let wel, met zo’n ‘beach-cruiser’ mag aan het woord kilo – in meters – een extra betekenis worden toegekend.


En de tweede toont het zo veel zeggende aantal uren per werkdag. (er natuurlijk van uitgaande dat er in die 5 dagen een constante gemiddelde snelheid van 20 km/u gerealiseerd werd)

De eindconclusie? Of ik overschat mijn eigen geleverde prestatie op schromelijke wijze, of Mediabureaus jokken. Althans een aantal. Is het niet over het aantal afgelegde kilometers, dan toch wel over hun geclaimde bureau omzet.


Stom, flauw of triest? Zeg het maar.
En ja, ook ik kan slecht tegen verlies.

donderdag, oktober 19, 2006

Harde ACTIE !

Na drie maanden doet mijn gratis verkregen digitale UPC box wat hij dient te doen. Mij van digitaal beeld voorzien. In potentie dan.
Dat het mij een electrische versterker van € 60 heeft gekost om deze mogelijkheid tot leven te brengen, soit.

Waar het om gaat, is dat ik mijn zenderkeus kan uitbreiden met een hele reeks stations waar ik waarschijnlijk nooit naar ga kijken. Maar daar zitten er een paar tussen die ik wel ter beschikking wil hebben. Muziekzenders wel te verstaan.

Op de doorsnee kabel beperkt zich dat aanbod tot het reguliere MTV/TMF verhaal. Contemporary clip zenders. Niks mis mee, maar - voor mij - niks aan ook. Ik schrijf zojuist zitten, maar bedoel 'zaten'. Want begin oktober heeft UPC gemeend MTV2, MTV Base en VH1 Classic uit dit 'extra' pakket te halen. En dat terwijl er op deze digitale 'tv snelweg' toch ruimte zat is.
Denk je eindelijk van die bemoeizuchtige, behoudende APR's af te wezen, blijkt je kabel leverancier minstens zo erg te zijn.
De achtergrond is volgens UPC het creëren van een "evenwichtig, aantrekkelijk en kwalitatief zenderpakket met een veelvoud aan zenders in vergelijking tot het analoge standaardpakket te bieden". Niet (meer) dus. Van uit muzikaal perspectief.
Het zal mij over 3 maanden weerhouden van het uitgeven van € 2,50 per maand extra. Natuurlijk heb ik al wel het sympathieke Free40 initiatief omarmd, en de online petitie om deze 'onzalige' beslissing van UPC terug te draaien getekend.

Alle liefhebbers van 'niet alledaagse muziek kost' worden ook door mij opgeroepen deze petitie te tekenen.
Ook als je met UPC niets te maken hebt. Pas op, want in deze fusie wereld is morgen alles anders, en dan ben je eveneens aan dit soort willekeur overgeleverd. Hoe was het toch in het land van ooit? De klant is koning! ?
Wel, nu even niet. Met vereende kracht morgen weer wel. Tekenen!

alsjeblieft......

zaterdag, oktober 14, 2006

Medium TV jarenlang overgewaardeerd. (Van een zilveren naar gouden standaard.)


De opening van Adformatie 39 staat mij nog op het netvlies gebrand. Toen ik hem voor het eerst las, rezen de haren mij te berge. Wie heeft er nu weer iets bedacht om het medium TV te trachten te ontkrachten? Maar het bleek anders. De suggestie aangaande effectiviteit van TV bleek onjuist.

Het ging weer eens om tellen. Iets waarvan je mij niet zal horen zeggen dat het in medialand onbelangrijk is. Vooral, als het – zoals nu – gaat om de constatering dat er niet goed geteld wordt. En eigenlijk is de simplificatie die ik hier gebruik even slecht als bovenstaande opening.
Je vraagt je, in desolate gemoede, af hoe het toch mogelijk is dat er jarenlang gebruik wordt gemaakt van een weegnorm voor de getrokken steekproef die sterk (?) verouderd is. Een vraagteken omdat ik tot nu niet heb kunnen achterhalen hoelang de data van de zilveren standaard al niet meer zijn geactualiseerd.

Het deed mij onmiddellijk terugdenken aan de Summo discussies die een paar jaar geleden plaatshadden onder de bezielende Audax vlag. Ook toen was de weegnorm één van de belangrijke struikelpunten. Daar was iedereen in deze branche, die er betrokken bij hoorde te zijn, betrokken. Het Summo sneuvelde, maar niemand zag aanleiding ook bij andere onderzoeken te checken hoe de weegnorm-vaandel er voor hing. Curieus.

Het brengt mij zelf weer terug bij de constatering de ‘markt’ er onvoldoende in is geïnteresseerd. Hoe kan het anders dat deze problemen niet ter discussie komen in de diverse technische commissies? Daarin hebben naast onderzoekers en de media (die de kosten voor het onderzoek grotendeels dragen), ook vertegenwoordigers van adverteerders en hun adviseurs een plek. Die laatste twee zijn kennelijk niet in staat deze diagnoses te stellen, of zij hebben onvoldoende inbreng. Het laatste betwijfel ik echter zeer, zodat het wel op onkunde neer moet komen. Voor zover het de media advies bureaus betreft, het merendeel is niet in staat om een dergelijk specialistische functie te bekostigen. De sterk afgeroomde inkomsten maken dat onmogelijk. Waaraan overigens wel meteen dient te worden toegevoegd dat deze functies er, toen het nog beter ging qua inkomsten, ook niet zijn ingevuld. De research directors die bij mediabureaus werken zitten doorgaans veel meer op het spoor van tracking en specifiek reclame onderzoek. Aan adverteerderzijde is media-onderzoek kennis – ik zou zeggen ‘vanzelfsprekend’ – al helemaal niet aanwezig. De consequentie is dat de media vertegenwoordigers in deze commissies ‘vrij spel’ hebben. Een slechte zaak, zo (b)lijkt eens te meer.

Maar goed, dan zou je verwachten dat de hel losbarst. Bijvoorbeeld, als het zo is dat hoger welstandigen beter bereikt worden dan tot nog toe gedacht, dan zou dat diverse adverteerders wellicht een ander advies hebben opgeleverd. Om namelijk wel TV te gebruiken.
Maar nee, heel bevreemdend klinkt er vooral berusting. Niet bevreemdend schieten adverteerders die er naar gevraagd wordt in een traditionele tarief kramp: “..dat betekent dat TV goedkoper moet worden….”. Nog goedkoper, denk ik dan?

Een week later is dit een onderwerp voor de Rondvraag. Zelden lees je op 1 pagina zoveel zin en onzin bij elkaar. Het bontst zijn de uitspraken van de MCM van Holland Casino, met de Commercieel directeur van SBS als goede tweede.
De eerste haalt zonder omhaal bereik en effect door elkaar op één hoop. Maar maakt duidelijk dat hij wel thuis is in begrippen. Hij let op netto-fracties en spotposities en koopt “post BVA Kijkers Kwaliteit” in op Umfeldplaning. Tja, dan vraag je natuurlijk om compensatie.
Vertregt maakt er ook een potje van, SBS levert toch in 2 weken geen 90% bereik? Maar tenenkrommend en traanopwekkend is zijn constatering dat “de primaire doelstelling van adverteerders effectief bereik is…zorgvuldige vergelijking leert dat 3+ bereik geen verschil laat zien volgens zilveren dan wel gouden standaard ijking. Nou vraag ik ….. Berusting.

De rest van de bevraagden reageert doorgaans met gevoel voor nuance. Alleen Bart van der Gaag doet de wenkbrauwen nog eens diep fronsen. Hij sluit af met: “Het is overigens maar goed dat we bij print de optie hebben op gerealiseerde oplages af te rekenen”.

Tijd voor mijn evergreen: “..in welk parallel universum zou Bart leven?...”

Nog een nummer later verzucht Leon Bouman in zijn hoofdredactioneel commentaar dat Adformatie er naar streeft om meer dan voorheen de diepgang rondom het vak te betrachten.
Daar zal niemand het mee oneens zijn. Dit was dan toch wel een onderwerp geweest dat van die aanpak had kunnen profiteren. Dat had ‘ons’ de misleidende ‘titel’ en de aangehaalde onzin bespaard. Alleen moet ik dan wel direct deemoedig erkennen dat ik ook niet 1-2-3 weet wie die pagina’s zou moeten volschrijven.

Ik? Ik draai liever een plaatje. Met een toepasselijke titel. U2 “Silver and Gold”.

donderdag, september 28, 2006

Nightmare on Wibaut Street?* 3. Niet alle verandering is ten goede

Nog eenmaal, want dat is scheepsrecht. Of beter, een trilogie.

Ik las ergens – vast in Adformatie – dat Groep M te hoop loopt tegen de gevolgen van de introductie van tabloids. Zij zijn het, bij monde van Wim van der Peet, niet eens met de herberekening van het tarief. Vastgesteld als het formaat van broadsheet wijzigt in tabloid. Nu heeft het Eindhovens Dagblad het niet goed gedaan. Eerder werd het ‘nieuws’ gehaald met een zelfde verwijt aan het Parool en andere volgers. Nu vraag ik mij af of wij als mediaplanners daar in kunnen treden. Het gaat immers om bedrijfsvoering. Ik kan mij ook niet herinneren dat wij als mediabureaus telkens wanneer een tijdschrift het formaat aanpast – 9 van de 10 keer wordt het dan kleiner – om een tarief aanpassing vragen. Laat staan dat wij in geval van een groter formaat om een tarief verhoging zouden vragen. Het lijkt mij dat de marktwerking ‘zijn loop’ zal hebben. Als die markt het uiteindelijk niet pikt, stokt de advertentie toevoer en dan kan de directie van de krant zich nog eens beraden. ‘Alle waar is naar zijn geld\ , zo luidt het gezegde, maar in mediaplanning is het omgekeerde even hard waar.

Wat vele malen irritanter is, is het voorschrift van een zeer beperkt aantal formaat keuzes die de kranten op nieuw formaat aanbieden. Waar de markt al jaren smeekt om liberalisering van de mogelijkheden om in de krant af te kunnen wijken van de rechthoekige formaten, worden er nu binnen dat ‘format’ ook nog beperkingen opgelegd. En dat, nu opmaak en techniek in mijn ogen geen belemmering meer mogen vormen. Onbegrijpelijk!
Zeker, en daar ga ik dan wel mee met Van der Peet & Co., omdat de kranten met hun starre toepassing van toeslagen, dat fenomeen kunnen uitbuiten. Maar waarom het je zelf moeilijk maken als je die toeslag ook zo maar voor de eerste de beste positie kan vragen?

Maar, vanuit mediaplanning oogpunt is er nog een overtreffende trap van irritant. Die geldt de tarief stelling. Door af te stappen van het uniforme systeem van berekenen van advertentiekosten op basis van millimeters, het hanteren van niet uniforme vak codes, afwijkende geldcontracten en toeslag definities is het maken van een kostenbegroting voor een rondje kranten tegenwoordig een belachelijk tijdintensieve aangelegenheid. Waar het maken van een begroting 2-3 jaar geleden een half uur kostte, is een mediaplanner nu al snel 2-3 uur kwijt. Daarmee is de klok in dagbladen land op revolutionaire wijze 40 jaar achteruitgezet. Mijn leermeesters mochten mij nog wel eens gelukkig prijzen dat ik de tijd van de peil-prijzen net ontlopen was. Dan voelt deze nieuwe situatie als hun gelijk met een vreemde soort terugwerkende kracht.

Vlak voor het zover - als het is gekomen – was, werd mediaplannend Nederland ongekend verblijd met de oprichting van de NRP. Voor nationale adverteerders, en dus de meeste mediaplanners, 1 nationaal loket waar je alle regionale dagblad zaken kon regelen. Beeldend mag je dat wel omschrijven als ‘het landen van het dagblad paradijs op aarde’. Uit mediaplanning optiek. Nu heb ik echter vernomen dat het Eindhovens Dagblad ook onder de NRP een bom met hoge potentie zou hebben gelegd. Het is er 1 van ‘super nova’ kwaliteit, Die bom heet ‘een regionale tariefkaart” en die zou 20% goedkoper zijn dan de nationale equivalent. Het kan niet waar zijn, stotterde ik nog. De bekende appel. Weg paradijs.

Peinzend vraag ik mij - rustend tussen 2 dagblad begrotingen - af, waarom? Wat is de diepere achterliggende reden om een transparant en eenvoudig systeem plots om te bouwen tot een rekennachtmerrie. Het gaat immers toch al niet zo goed met de dagbladen, gelet op hun dalend marktaandeel in de reclame investeringen. Dat heeft niet alleen met dalende oplages te maken. Niet transparant zijn. Dan heb je wat te verbergen, dat hebben de kranten ons mediamensen immers zelf recent toegeroepen. Dat alles overziend, zijn die nieuwe tariefstellingen misschien toch meer van onze aandacht waard, dan wij er nu aan hebben geschonken. Behalve natuurlijk Wim van der Peet. De held. En dat werpt dan tot slot nieuw licht op de NMa actie van vorige week. Opeens lijkt dat “met vertrouwen de toekomst tegemoet zien’ een opmerking met de kwaliteit van een rookgordijn.

De cirkel is rond. Ik raad u aan terug te gaan naar aflevering 1. De reeks nog eens op nieuwe inzichten en mogelijke verbanden na te speuren. Desnoods opnieuw. Waar het rookt, is vuur. Maar waar?


* De Wibaut straat van Amsterdam was ooit, de kranten straat van Nederland. Zeker als je er, zoals ik, voor het gemak de Weesper straat bij rekent. Daar waren het Financiele Dagblad en het Cebuco gevestigd..

maandag, september 25, 2006

Gesel der gedrukte media? 2: Oplage, een kwestie van tellen

Afgelopen weken waren er een paar opvallende berichten in Adformatie.

Het eerste betrof een besluit. Het NOM verstrekt een opdracht aan Intomart om de gemiddelde bereik van een nummer (uitgave) te gaan meten.
Het tweede bericht betrof een kennisgeving. HOI (Het Oplage Instituut) directeur George Bohlander, die wel bestempeld mag worden als ‘founding father’, treed terug om een vergelijkbare functie bij het nieuwe platform van radio exploitanten RAB op zich te nemen.. Zijn werkzaamheden voor HOI zullen in de toekomst slechts een adviserend karakter hebben.
Is hier een verband?

Het derde bericht. Grote televisie adverteerders geven NOG meer geld uit op TV dan vorig jaar. Dat rapporteert het RAB van de TV: SPOT.
Iedereen staat met ogen te knipperen en oren te klapperen. Immers, de markt is in 2005 toch zo nadrukkelijk door de BVA gewezen op de tekortkomingen van TV. Als advertentie medium. “Maar 18% van de mensen kijkt echt”. Naar reclame dus. Des te opmerkelijker is de constatering in het licht dat de grootste adverteerders ook de grootste betalers van de BVA zijn. Afijn, er volgde nog iets op deze geruchtmakende melding. Namelijk dat het er op lijkt dat deze stijging van investeringen in TV reclame ten koste gaat van gedrukte media, dagbladen in het bijzonder.
Is hier een verband?

Ik denk van wel.

Alle gescherm met kijk en andere cijfers ten spijt, wijst tracking onderzoek steeds uit dat TV reclame in zeer hoge mate verantwoordelijk is voor de positieve ontwikkelingen van adverteerders’ KPI's (‘Key Performance Indicators’). Bekendheid, kennis en omzet.

Voor andere media is dat veel minder goed vast te stellen. Of zou dat aan het tracking onderzoek liggen?
Maar eigenlijk wil ik het hier eenvoudiger houden. Bij TV betaalt een adverteerder voor wat hij krijgt. Omgekeerd trouwens ook. Op basis van onderzoek, het Kijkonderzoek uitgevoerd door Intomart. Elke dag om circa 10 uur in de ochtend weet mediaplanningland wat de kijkcijfers van de vorige avond waren. Op basis van die wetenschap zou er – theoretisch - ook actie kunnen worden ondernomen. Bijkopen, afboeken of verschuiven van zendtijd. Dat geeft vertrouwen. Houvast. Een vorm van zekerheid.

Bij gedrukte media is dat niet het geval. Daar moet de mediawereld het nog altijd doen met gemiddelde oplage cijfers per kwartaal, die bovendien lang op zich laten wachten. Dan te bedenken dat dit al een hele verbetering is vergeleken met de situatie voordat Bohlander zijn schouders onder HOI zette.
Het verleden dat was en het heden is. Het, is raar. Dat wij nog steeds niet weten hoeveel exemplaren er van de krant van gisteren zijn verkocht. En van de Libelle van vorige week. Immers, in Nederland is het voor de meeste titels zo dat zij worden verspreid door een bezorger aan abonnees, of dat iemand een exemplaar koopt in een winkel of kiosk. Abonnees staan geregistreerd, anders kan er niet bezorgd worden. Alle verkoop punten – in winkels en kiosken – hebben tegenwoordig een geautomatiseerd kassa systeem. Op straat of op nog andere manier worden gedrukte media niet verkocht. Dus?
Waarom weten wij niet hoeveel exemplaren er gisteren van de Telegraaf zijn verkocht. Of, vorige week van Voetbal International?
Desnoods horen wij het nog een dag of week later. Dat moet toch geen enkel probleem zijn. Een uitdaging voor het HOI om het vervolgens hanteerbaar voor ons beschikbaar te stellen? Ja, dat wel. Een probleem? Geheel niet.

Er wordt echter gekozen om een onderzoek bureau de opdracht te geven om deze gegevens te gaan vaststellen aan de hand van ondervraging. Ik lees “ …het bereik van print media per nummer meten….het meten van het gemiddeld bereik …per nummer”. Het staat er niet heel duidelijk, maar ik neem aan dat hier bedoeld wordt dat er een bereik per verschenen uitgave gerapporteerd gaat worden. Een vervolg op de CBO-rapportage die Audax enkele jaren geleden startte uit onvrede met het bestaande bereiksonderzoek.
Waarom?
Het is mij niet verteld, maar ik heb natuurlijk wel een vermoeden.
Mijn vermoeden luidt dat de uitkomsten van het onderzoek veel rooskleuriger zijn dan de rechte tellingen. Waarom ga je anders veel geld aan iemand betalen om iets boven water te tillen dat al geregistreerd is?

Dat geeft geen vertrouwen. Wankel evenwicht. Onzekerheid. Dan koop je waar je van weet wat je voor je budget krijgt. Ook geld is een kwestie van tellen.

Wie vindt dat het geheel anders zit, het verband, is van harte uitgenodigd om zijn mening te geven en te delen.

vrijdag, september 22, 2006

Kranten criticaster? 1 - NMa haalt de krant weer

Er is even over heen gegaan, maar “daar is Alle weer”.
Een begin geïnspireerd door Swiebertje en mijn lezers. Niet dat die op deze pagina modern 'interacten', maar klassiek ‘word to mouth’, dat overkomt mij dan weer wel.

Zo was er vorige week iemand die mij het verwijt maakte niet positief te denken over kranten. Maar dat is dus geheel niet het geval. Stellig mag ik zeggen dat ik “gek op kranten” ben.
En dat al mijn hele leven. Vanaf het moment dat ik dat kon dan. Dat was vroeg, want wij hadden de Telegraaf thuis. Daar kan en wordt vaak flauw over gedaan, maar een groot voordeel is dat je er als kind vrij snel mee uit de voeten kan. Na het ouderlijke huis te hebben verlaten, zie ik de Telegraaf niet zo vaak meer in. Andere kranten des te meer. Die vergaarbak waar je van alles en nog wat in kan vinden, heerlijk.

Ik begrijp natuurlijk wel dat het gaat om wat ik hier schrijf over kranten in de context van advertentie medium. Dat heeft met werk, mijn werk, te maken. In dat opzicht ben ik hier inderdaad niet altijd positief. Kritisch, ja ook cynisch. Maar daar is dan toch een analogie met de nieuwsmedia, zoals mijn geliefde kranten. Veel goed nieuws tref je daar ook niet aan. Vandaar dat gezegde.
Iemand anders stuurde mij dit weblog bericht toe over de NMa die de uitgeverijen van kranten opeens in het vizier heeft genomen. “Daar heb jij vast ook een mening over”, schreef hij. Dat is zo.

Mag ik hier voor ik echt begin nog even iets kwijt over dagbladen en hun eigen kritische wijze van benaderen? Het bericht op AD.nl! Er wordt nog wel ook melding gemaakt dat de eigen PCM ook betrokken is, maar of de lezers beseft dat het AD daar bij hoort valt te betwijfelen, en het bericht verduidelijkt dat niet. En dan wordt er wel een nacht foto van het Telegraaf gebouw bij geplaatst. Bomvol symboliek. Dan denk ik:.”Ja, dat is positief!”

Allemaal zijtakken.


Waar het om gaat is deze recente NMa activiteit. Natuurlijk heb ik daar een mening over. Ik vind de NMa namelijk een ontstellende pruts club. Een typisch voorbeeld van een instituut waar ons zure belasting geld als water naar de zee wordt gedragen. Hoe is het immers mogelijk dat deze club niet aantoonbaar wist te maken dat er in Nederland afspraken zijn gemaakt tussen de maatschappijen die hier de benzine distributie verzorgen?
Tank in het buitenland en je ondervindt – als consument – de positieve gevolgen van concurrentie in je portemonnee. Hier in Nederland zit er op zijn best eens 5 of soms zelfs 8 cent verschil tussen de prijzen, in een land als Frankrijk gaat het al snel om een factor 5-4.
En wat te denken van de prijzen van cd’s? Niks van hard te maken, concludeerde het NMa na maanden van studie. Onbegrijpelijk voor de consument. Ongeloofwaardig ook. Een reactie op deScopist ‘post’ stelt dat als er overheidsbelang aan de orde is, de NMa in gebreke blijft. Ik ben geneigd die lijn te volgen.

Dus, wordt het nu wel wat waar het veronderstelde prijsafspraken tussen dagblad uitgevers betreft? Eerlijk gezegd geloof ik er niets van. Dat die afspraken nu nog steeds gemaakt worden. Twee decennia geleden zou ik mijn hand er nog wel voor in het vuur gestoken hebben, waar het de ontwikkelingen van de advertentie tarieven betreft dan. Nu niet meer.
Het is echter niet heel duidelijk waar de NMa op uit is. ‘Inzicht krijgen in hoe prijsvorming werkt in de mediasector’, luidde het officiële doel van die invallen. Dat lees ik op Adformatie.nl, en dat is te vaag voor aanknopingspunten. Daar wordt gesuggereerd dat het vizier is gericht op de 15% retour commissie. Als dat al zo is, waarom zou NMa zich dan beperken tot de dagbladen sector?


Volgens de heer Kalbfleisch van NMa “gaat het om ‘maatschappelijk belangrijke markten, waar de innovatie en dynamiek niet mag worden belemmerd door concurrentiebeperkingen’.”
Nu, als dat een opmerking uit het hart is, dan lijkt mij dat het NMa zich ‘weg moet scheren’ uit de buurt van de kranten. Die zijn immers zo hard bezig met het creëren van dynamiek. Dat mag geen moment belemmerd worden!
Dit lijkt dus weer sterk op een “..het kalf verdronken..”-situatie (pun intended). Geen wonder dan ook dat – aldus een quote uit nrc.next – de Telegraaf, bij monde van een woordvoerder, de uitkomst van het NMa onderzoek met vertrouwen tegemoet ziet.
Tot dusver is er inderdaad geen enkele aanleiding om hem ongelijk te geven.

zondag, september 03, 2006

De krant moet kiezen - Revisited

Zelf was ik behoorlijk te spreken over het essay 'De krant moet kiezen' van Warna Oosterbaan en Hans Wansink. Lezers van deze weblog die hun mening verkondigden via de ‘poll’ waren het hartgrondig met mij eens (85%!). In het kamp van de tegenstanders is ondertussen een reactie geformuleerd. Ondermeer door Ariejan Korteweg, adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant. Zijn betoog heft hij gepubliceerd op de website van De Nieuwe Reporter, onder het motto dat “een brede krant juist past bij de lezer van nu”.

Korteweg geeft een aantal aparte inzichten weg. De krant is het product van het krachtenspel tussen lezer, adverteerder en redactie zo stelt hij om te beginnen. Daarom is zijn eigen Volkskrant op zaterdag zo volstrekt uit zijn kracht gegroeid. En, dat in “een cultuur waarin katernen niet op prijs worden gesteld. Bijzonder.

Vervolgens serveert Korteweg Oosterbaan en Wansink ruw af, zonder in te gaan op alle zwakke punten in hun betoog. Zelf grijpt hij de "multimediale ontwikkeling" aan om een punt te scoren.
Dat scoren lukt in mijn ogen, maar dan wel in eigen doel.
Hij waagt het te claimen dat het succes van kranten op het multimediale vlak (?) te danken is aan ragfijn samenspel van journalistiek en commercie. Kennelijk leeft hij zelf doorgaans in een ander ‘parallel universum’. Anders is ragfijn heel letterlijk bedoeld, en voor de afzonderlijke partijen niet waar te nemen.

Daarna trapt hij in de ‘oude glorie’ valkuil, met natuurlijk de conclusie, dat het tegenwoordig zelfs nog beter is. Kranten brengen het(zelfde) nieuws tegenwoordig sneller over (ik pik er één aspect uit). Dan komt het. Alles kan in de krant (qua onderwerpen), er is geen enkele reden voor beperking. Immers, of een bericht interessant is hangt af van de (kwaliteit) van de berichtgeving. Dat bedoelde ik met die valkuil. Net als vroeger bepaalt de (hoofd-)redactie, op basis van haar definitie van kwaliteit, wat de lezer te lezen krijgt. Kennelijk van uit de veronderstelling dat die lezer daar braaf op zit te wachten.

Korteweg ziet multimediale ontwikkelingen vooral ten behoeve van zich zelf. Dat zijn lezers daar een eigen kijk op hebben lijkt voor hem van minder belang. Hij is immers degene die de ‘kwaliteitshap’ aan ons op dient. Dat er diverse media zijn die in staat zijn datzelfde nieuws veel sneller bij zijn lezers over te brengen is kennelijk onbetekenend. Je leest tussen de regels door dat die media de kwaliteit missen. Korteweg kwalificeert zich met deze (inhoudelijke) reactie als ‘oude garnituur’. Uit de ivoren toren zonder trap of lift. Ontoegankelijk. Inderdaad, niet van deze wereld.

In 1992 introduceerden de Bock en Sikkema “de Momentconsument”. Er verscheen een dossier (#4) over, uitgegeven door de toenmalige VNU Tijdschriftengroep. Kortweg gesteld geven momenten, activiteiten en stemmingen consumenten aanleiding tot mediagedrag dat afwijkt van het gemiddelde profiel. Natuurlijk ging het daar in het bijzonder om tijdschriften.
Het vraagt weinig verbeeldingskracht om te bedenken dat het ook voor andere media geldt. Ter illustratie reproduceer ik hier drie 'quotes' uit de dossierbijdrage van Prof. Dr. W.F. van Raaij:

Een moment kan ook worden opgevat als een speciale gelegenheid: een reden om van routinematig gedrag of merkvoorkeur af te wijken.

Waarschijnlijk gaan verschillende groepen consumenten verschillend om met de relatie tussen gebruiksmoment en aankoop moment. (om niet te spreken van de invloed van het media confrontatie moment (aw))

Als een consument soms erg in een bepaald domein geïnteresseerd is, kan hij die ‘momentane interesse’ heel goed met media bevredigen.

Waar het mij (vooral) om gaat is de centrale rol van de consument. Die bepaalt en kiest. Media kunnen slechts aanreiken. Natuurlijk zal de consument kwaliteit herkennen en waarderen, maar verschillende omstandigheden rechtvaardigen verschillende keuzen. Dat leidt tot het succes van Metro/Spits en van RTL Boulevard, om er enkele te noemen. Dan is de ene kwaliteit perceptie niet gelijk aan de andere. Dat is waar Korteweg zich helaas in verslikt. Hij bepaalt dan wel wat er in de krant wordt afgedrukt, maar dat betekent niet dat ik het ‘daarom’ zal of wil lezen.
Verder is het helemaal niet zo verkeerd om je te beperken, en daar te excelleren. Het is haast ondenkbaar te kunnen excelleren in alles. Dat, is arrogant.

Of Oosterbaan en Wansink helemaal gelijk hebben of niet, doet niet terzake. Zij geven in ieder geval wel blijk van een blikveld dat niet gehinderd wordt door kleppen.

zaterdag, september 02, 2006

Wat niet kan

Het is bepaald geen geheim. Mediaplanners worden verwend.

Zo worden zij veel uitgenodigd voor feesten en partijen. Ter gelegenheid van lanceringen van nieuwe media of jubilea. De presentatie van nieuw onderzoek, nieuwe programmering of een nieuw idee. Een seminar of congres in “den vreemde”. Een door een medium gesponsorde verkiezing. Of een festiviteit voor lezers, kijkers of luisteraars, waar wij dan een VIP-status hebben. Vaak ook zonder enige directe aanleiding, gewoon een excuus voor samenzijn, en dat kan variëren van het café tot de Heineken Music Hall en van de disco tot de golfbaan en alles dat je verder nog kan bedenken. Soms is het leerzaam, vaak vooral ‘gezellig’.

Mediaplanners worden ook frequent uitgenodigd om kennis te nemen van de inhoud van media. Belangrijk. Maar ook erg leuk. Zo ‘krijgen’ wij veel tijdschriften en kranten. Op kantoor en huisadres. Mogen wij wel eens gratis naar de bioscoop. Worden wij uitgenodigd om programma’s voor TV, en soms radio, bij te wonen. Wij gaan op pad om te kijken hoe buitenreclame campagnes er bij hangen. Naar de Mac om de nieuwe ‘narrowcasting”-schermen te bekijken. In die gevallen is dat dan overigens ook vaak weer een ‘gezellige’ bijeenkomst aan verbonden, met eten en drinken.

Al deze verwennerij heeft natuurlijk wel een doel. Aandacht voor de betreffende media. En bovenal ook aandacht voor de mensen die deze media ‘verkopen’. Dat verkopen doen zij natuurlijk aan adverteerders, echter vooral aan mediaplanners die adverteerders immers adviseren over de besteding van reclame euro’s. Mediaplanners zijn dus belangrijk.
De afgelopen twintig jaar is het aantal media in haar vele mogelijke verschijningsvormen, waarin kan worden geadverteerd niet verdubbeld of verdrievoudigd. Nee, de toename kan rustig met het expanderen van het universum worden vergeleken. Oneindig veel dus. Dat is moeilijk te overzien. Zelfs voor mediaplanners. Daarom wordt er veel moeite gedaan om hun aandacht te vangen.

Bij tijd en wijle wekt dat irritatie. Niet bij mediaplanners natuurlijk. Maar wel bij ‘buitenstaanders’ en soms ook de opdrachtgevers van mediaplanners: adverteerders. Dat is ook wel begrijpelijk. De opdracht van de adverteerder aan de mediaplanner is immers om er voor te zorgen dat zijn campagne zo goed mogelijk in de media wordt gepland. De definitie van goed is nog een ingewikkeld verhaal. Daarover zijn boeken vol geschreven. Laat ik hier volstaan dat ‘goed’ te maken heeft met het optimaal bereiken van de doelgroep, zo mogelijk tegen de laagste kosten. Ook wel: effectief en efficiënt. Kan dat wel, met al die verwennerij? Het is een terechte vraag. Mijn antwoord luidt: “ja, het kan”. Sterker, het is in veel gevallen nodig. Media moeten planners in beweging proberen te krijgen. Juist door dat enorme aanbod. Aandacht is goud waard. Voor media, maar evenzeer voor adverteerders. Minstens zo belangrijk is het contact tussen planners en verkopers. Elkaar beter kennen, dan ‘van de telefoon’ is in de mediaplanning een groot goed. Wederkerigheid van gunsten en gunnen. Dat hoort bij het spel. Overigens wel een bloed serieus spel Het gaat immers per definitie om grote bedragen. De rol van de mediaplanner is om in dat spel de doelen van de adverteerder optimaal te behartigen. Dat heeft te maken met plannen, onderhandelen, ingelicht zijn over bijzondere mogelijkheden en aanbiedingen, het oplossen van problemen tijdens de uitvoering van campagnes, enzovoort. In al die fasen doen er zich momenten voor dat het ‘alle’ partijen helpt als de onderlinge contacten beter zijn dan strikt zakelijk. Dat is overigens niet een exclusief gegeven van ons vakgebied.

Het aandacht vragen gaat nog wel verder dan de genoemde uitnodigingen. Om ‘op te vallen” worden er ook cadeaus gegeven. Een boek, cd, dvd, kledingstuk, snoep, alles wat maar helpt om de aandacht van de mediaplanner in die enorme stapel dagelijkse post te trekken. Het kan. Ook al zijn er grenzen. Grenzen die bij de meeste mediabureaus zijn vastgelegd in het huishoudelijke reglement. Ik zeg ‘het kan’, zo lang het om aandacht vragen gaat.

Afgelopen vrijdag kreeg ik in de mail de uitnodiging om door ‘te clicken’ kennis te nemen van een mij toebedacht cadeau. Nu houd ik er enorm van verrast te worden, wie niet? Dus ik ‘klikte’ en verzeilde op een pagina die mij de mogelijkheid bood te kiezen uit vijf cadeaus. Maar daar moest wel iets tegenover staan, namelijk het reserveren van een advertentie in (tenminste) één van de titels van de gulle (uit-) gever.
Nu zijn er natuurlijk genoeg mogelijkheden waarin ook dit soort zaken een natuurlijke weg kan vinden. Ik heb hier echter een simpele mening over. DIT kan NIET! De aard van de cadeaus is namelijk zodanig dat mediaplanners best in de verleiding kunnen komen om hier op in te gaan. Dat is dan per definitie schadelijk voor de verhoudingen in de driehoek adverteerder-mediaplanner-verkoper. Het doet het effect van al die eerder genoemde sociale moeite teniet. Daarom vind ik dat mediaplanners pet definitie afstand moeten nemen van dit soort aanbiedingen.

Wat mij echter bijzonder ontstemd is dat deze ‘voor wat, hoort wat’ aanbiedingen de laatste jaren vooral door mediapartijen worden gedaan, waarvan de directie zich regelmatig negatief kritisch uitlaat over de transparantie van mediabureaus. Dat heeft dan betrekking op de beruchte geldstromen. Als het er dan op aankomt om een mediaplanner te verleiden om een pagina ‘te plannen’ in ruil voor een cadeau, dan is dat kennelijk op eens geen probleem.
Ik vind het een minne zaak, die diep irriteert.
Als ik dit soort aanbiedingen krijg, dan laat ik de afzender onverbloemd weten dat ik hier niet van gediend ben. Ik kies er voor hier geen namen te noemen. Diegenen waar het om gaat, die weten het. Ik hoop dat collega mediaplanners dezelfde houding aannemen:


Dit kan ECHT niet.

zondag, augustus 27, 2006

De toekomst van gisteren

In de Marketingtribune E-mail nieuwsbrief van deze week is de prime feature een verkorte weergave van een Emerce artikel “IdtV: Toekomst narrowcasting is on-demand”.

Narrowcasting on-demand in winkels en openbare ruimtes is niet zo gemakkelijk voorstelbaar. In de reacties onder het Emerce artikel wordt daar voldoende kanttekening bij geplaatst. Toen ik het artikel las vond ik het voorbeeld van “Fuel for Travel” echter wel een aantrekkelijke mogelijkheid. Of je dat dan narrowcasting kan noemen is nog wel een vraag die ik neig ontkennend te beantwoorden. Meer een content on demand aanbod.
Wat ik mij ook afvroeg is wanneer Maaskant deze content aan Emerce verstrekt heeft. In dit geval lijkt zijn toekomst al te zijn ingehaald door de harde realiteit van de dag van gisteren. Die van 10 augustus namelijk.
Direct na de vermeend* verijdelde aanslagen op een aantal vliegtuigen werden de veiligheidsmaatregelen aangescherpt met gevolg voor “Fuel for Travel”. Allerlei electronische apparatuur mag niet meer in het vliegtuig worden gebruikt. Op zijn minst een ernstige beperking van het nut van de FfT-dienst.
Vreemd eigenlijk dat dit in het artikel niet aan de orde wordt gesteld.
*Over bewijs is nog steeds niet veel bekend.

vrijdag, augustus 25, 2006

Niet kiezen maar delen?

Deze week werd bekend dat AD zijn lezers vanaf zaterdag 2 september toch weer gaat voorzien van extra papier.
Dat is opmerkelijk. Het prestigieuze ‘Magazine’ verdween immers met het aanbreken van de zomer. In het kader van bezuiniging. En nu komen er liefst 2 bijlagen voor terug. Op normaal krantenpapier, dat wel. In “AD Weekend” wordt de redactionele inhoud van voorheen' het Magazine' afgedrukt (“...achtergrondverhalen, interviews en informatieve dossiers. Veel aandacht …. voor wetenschap, werk en nieuws uit de digitale wereld. Verder …. overzicht van nieuwe boeken, cd’s en dvd’s.”). Wat er in Reiswereld aan de orde komt behoeft geen toelichting.

AD gaat tot deze actie over op basis van onderzoek onder adverteerders en lezers. Dat geloof ik wel, maar je zou toch denken dat AD wel weet dat die groepen altijd per definitie ‘ja’ zeggen als ze meer voor hetzelfde geld krijgen, of respectievelijk hun keuze mogelijkheden voor adverteren toenemen. Dat was ten tijde van de overwegingen om ‘het’ magazine te produceren toch niet anders. En waar heeft het toe geleid?

De aankondiging is ook opmerkelijk in het licht van het essay van Oosterbaan en Wansink in M en de Volkskrant zou je verwachten dat die iedeeen binnen PCM toekomst hebben. Misschien wel, maar nu duidelijk nog even niet. Persoonlijk lijkt mij de inhoud van AD Wereld eenvoudig te integreren in de reguliere krant. Een goed voorbeeld hoe dat te doen is ook beschikbaar in huize PCM: nrc.next! En die reiskrant? Die maakt je toch waar het tegenwoordig relevant is! Online.
Onbegrijpelijk.

We horen het veel om ons heen. Met het AD gaat het niet zo goed als gehoopt. Niet met de oplage. Niet met de advertenties. Niet met de inhoud. Meer papier rondpompen is hooguit goed voor de papier container van de sportvereniging. Oosterbaan en Wansink stelden “de krant moet kiezen”. Wat één ding betreft niet: “Less is more”.
Nu zou ik dit stukje helemaal niet geschreven hebben als ik de illusratie bij de aankondiging niet beter had bekeken. Toen begreep ik het pas.
Daarom.

woensdag, augustus 23, 2006

Wish you were here !

Zoals zovelen in muziekland was ik stil bij het overlijden van Syd Barrett. Ik schreef er hier over. Het zou faar bij gebleven zijn als ik niet bij toeval stuit op de aankondiging dat de VPRO vannacht - 23 augustus - een 4 uur durend audio monument van Barrett heeft uitgezonden. Dat is niet alles. Je kan het geheel terug luisteren en wel hier.
Wie Pink Floyd kent, maar de eerste plaat niet, wie Pink Floyd niet kent, zelfs als je er alles van weet: Luister dan toch! De tekst van de deskundigen - die dat zeker wel blijken te zijn - is zo nu en dan doorkauwen. De muziek blijft verbluffend. Het beluisteren meer dan waard.

Waar zouden wij - liefhebbers - zijn, zonder de VPRO!

maandag, augustus 21, 2006

“I read the news today, Oh boy….”

Ja wel, dagelijks doe ik dat. En dat Oh Boy! dient vaak vertwijfeld te klinken. Vanmiddag was het weer raak in Adformatie nieuws. De eerste twee berichten geven voldoende stof voor een reactie in de rol van columnist. Dat is een fijne rol, want iedereen weet dat je dan goed tekeer kan gaan, maar dat het je niet kwalijk genomen kan worden.

Zo lees ik “Ulfman en Hillen in bureausamenwerking”. Hillen van het bureau Cosmos, U herinnert het zich wel, dat bureau dat zegt te lijken op een mediabureau, maar dat per sé niet is.

Dat bureau dat zo transparant is, dat zij zich naar de Kosmos heeft vernoemd. Daar vindt u namelijk nooit wat!! Het bureau ook dat veel beter in staat is tot communicatie advies. Er is namelijk iemand te werk gesteld die bij een reclame bureau gewerkt heeft. Nu, die gaan dus samenwerken met een marketing communicatie bureau. Een gloedje nieuw bureau van Adri Ulfman. Nog niet zo lang geleden opperbaas van een verfoeid mediabureau “ouwe stijl”.
Ik lees mooie kreten maar de afsluitende zin is de mooiste, dus verdient hier herhaling:

“Tezamen hopen de bureaus een einde te maken aan de onduidelijkheid rondom leverancierskortingen en incentives. ‘Met onze innovatieve structuur gaan wij een stap verder dan de bestaande bureaus. Wij zijn de 'Googles' van de mediawereld.”

Dat eerste moet lukken. De bedenkers van al dat moois, kunnen daar vast een heldere uiteenzetting over geven.
Hoe het met die structuur zit? Ik twijfel, want niets is meer verhullend dan een dergelijke regel in een nieuwsberichtje.
De claim te vergelijken te zijn met ‘Google’ geeft in ieder geval aan dat het met het gevoel voor communicatie qua ‘pay-off’ wel goed zit.

Nou nee, toch niet helemaal. Als medewerker in de mediabureau branche weet ik maar al te goed wat opdrachtgevers zeggen vaak te missen. Bij een media bureau. Pro activiteit!

Als je je bureau dan doopt tot ‘Delivery on Demand’ dan heb je dat niet helemaal begrepen. De vrije Nederlandse vertaling daarvan is immers “U vraagt, wij draaien!”.
Het zal het zoveelste bewijs zijn, dat wij hier te maken hebben met ‘savvy’ communicatie deskundigen.

Nee, dan Carat (zie in de Adfo-link één bericht hoger).


Waarom klinkt en leest dat Engels toch altijd zo veel lekkerder weg dan die houterige Nederlandse teksten? 'Transforming Communications'. Als nieuw positionering devies. Daar kan je mee aankomen. De verklarende teksten van Martin Rattle glijden zonder obstructie gladjes naar binnen. Corporate kernwaarden gevat is 3 C’s, de basis van het nieuwe strategische Carat proces: ‘Curiosity, Creativity and Collaboration’. Weer helemaal goed.
Nee, bijna helemaal goed. Het is ze daar op dat eiland natuurlijk niet kwalijk te nemen, maar op het ‘vaste land’ heeft het woord collaboratie al meer dan een halve eeuw een bijsmaakje.

zaterdag, augustus 19, 2006

TIJD !

Tijd is een vreemd fenomeen. Naarmate zij verstrijkt effent het vele hobbels. Het heelt wonden, psychologische pijn, woede. Het maakt het verleden mooier (alles beter). Zet je op het verkeerde been.

Dat overkwam mij weer eens, zo merkte ik, met het tweede album van ‘the Tubes”. De band maakte rond 1976 naam en faam als live-band met een spectaculaire podium presentatie. Het live-geluid, gevangen op het album “What do you want from live?”, geeft je zelfs zonder beeld een vrij goed gevoel over de dynamiek van de shows. Zelf ben ik er getuige van geweest in 1978, toen de Tubes de PWA-zaal van het Haags Congresgebouw aandeden. Top amusement.


Terug naar het goede been. Het tweede studio album “Young and Rich” is nooit in mijn bezit geweest. Ik had een kopie op cassettebandje. Wel altijd willen kopen, de plaat, maar het kwam er niet van. Het ‘bandje’ is lang geleden verloren gegaan. Behalve het sensuele “Don’t touch me there”, dat wel op een verzamel-cd opdook, viel de CD-uitgave van het album hier nooit te ontdekken. Althans niet op de momenten dat ik weer bedacht er naar uit te kijken. Dus kreeg de plaat met het verstrijken van de jaren een welhaast mythische status in mijn herinnering. Dat hij beter was dan al het andere dat ik wel van de band in de kast heb staan.
Enkele weken geleden was het zo ver. Na vaak “vergeten”, leende ik het vinyl album van Hans van Hulst. Om het te digitaliseren en op CD te branden. “Ook een kopie voor mij graag”, vroeg Hans, die toegaf een zelfde idee te hebben over deze plaat.
Een week later belandde Young and Rich dan op de draaitafel in de huiskamer. Ik ging er eens goed voor zitten. Genieten!
Het viel tegen. Het was een domper. Naast het genoemde “Don’t touch..” staan er nog wel een paar aardige nummers op, maar de vonk die het in mijn herinnering had ontbrak geheel. Eigenlijk klinkt het geluid enorm gedateerd.

In een eerder stadium had ik de recensie op AMG al geraadpleegd om mijzelf te sterken in mijn opvatting. Toen ik die daar niet bevestigd zag was er verontwaardiging. Fan besprekingen sloten beter aan bij mijn herinneringen. Maar mijn waardering voor beiden, AMG en het album, dient dus bijgesteld te worden. AMG is nog beter dan ik al had gedacht, en Young and Rich blijkt te behoren tot het mindere dat de band geproduceerd heeft.
Het brengt mij overigens niet van het digitaliseren af, want ik zal het vast nog eens willen horen. Al is het maar om de tijd geen nieuwe kans te geven. Aan de andere kant, zou tijd natuurlijk ook in het voordeel van de plaat kunnen werken. Een fenomeen.



Naschrift: Terwijl ik de links bij elkaar aan het zoeken ben kom ik tot de ontdekking dat er al een paar jaar een cd is waarop de 1e 2 albums vezameld staan. Zie hier dan ook de meningen van de “fans” van het 2e album.

dinsdag, augustus 15, 2006

Lightning Seeds verlichten de dag

Ik heb het even nagezocht. 24 januari 1996. Uitverkoop! Ik kocht die dag 7 cd’s. Het was van alles wat, zoals gebruikelijk. Arthur Alexander, American Music Club, Arno. Plus een cd van de Lightning Seeds. Geen idee waar het naar klonk, maar de naam van wat het belangrijkste bandlid leek, Ian Broudie, ‘klikte’ vaag. De cover zag er bovendien smakelijk uit. Uitverkoop in de goede oude gulden tijd (sorry) gaf bovendien nog betekenis aan dat begrip. Voor 7,50 ging de CD op de stapel.

Het overkomt je niet vaak, dat je op deze onverhoedse wijze tegen muziek aanloopt die je zo betovert. Na twee, drie keer draaien was ik zwaar verslaafd aan deze cd. Vooral de zomer van 1996 was zodoende zeer dragelijk. Jollification heet de CD, die zonder meer doet wat de titel beloofd. De muziek is van een lichtheid die de Nederlandse critici – zo las ik later, als “onverdraaglijk” beschreven. Mierzoet, kermis snoep dat het glazuur van je tanden laat springen. Engels ook. Ten tijde van het hoogtepunt van britpop (Oasis, Blur).
Met die lichtheid valt het wel mee, maar ten tijde van de glorieuze terugkeer van de gitaar speelde die bij LS geen hoofdrol, terwijl de synthesizer nog wel belangrijk is. Zonder overigens een nadrukkelijk “eighties” gevoel te geven.
Na Jollification in 1996 te hebben stuk gedraaid, bleek de houdbaarheid van de muziek voor mij zeer elastisch. Heel regelmatig komt de cd weer uit de la en houdt het dan moeiteloos weer een aantal draaibeurten vol. Dat is niet veel muziek gegeven.

Over Lightning Seeds en Ian Broudie valt hier veel te lezen, dat kan ik mijzelf besparen. De groep was en is bij mijn weten nog steeds immens populair in Engeland. Van dit album dat de doorbraak betekende zijn 4-5 singles hoog in de Top-40 beland. Maar in Nederland bleef het lauwloenen. In een oplaaiende vlaag van zendingsdrang heb ik de CD nog twee keer gekocht. Ook in de uitverkoop, voor respectievelijk 5 en 2,50 (fl.). Volstrekt vergeefs heb ik die aan vrienden en bekenden trachten te slijten. 1 is er beland bij Hib Anninga. Ik denk echter dat hij er nog nooit naar geluisterd heeft. Anderen leverden de andere cd na verloop van tijd weer trouw in. Aardig, op zijn best, was de kwalificatie.

Van de week toen het vocht weer met liters uit de lucht kwam vallen, kon ik wel een dosis blijmoedigheid gebruiken. Niet gehel onverwacht bleef mijn vinger dan ook steken bij…. .
En weer, met het zelfde resultaat. Dat heeft mij er toe aangezet nog éénmaal aan mijn zendingsdrang toe te geven. Dit is een mooi platform. Lezers, je weet niet wat je mist gewoon. Jollification van Lightning Seeds. Probaat middel tegen tal van depressies. Als je de cd ergens tegen komt, dan meestal voor weinig, niet getwijfeld, kopen!
Wie ik nu zozeer geprikkeld heb dat er geen wachten meer aan is. Laat het mij weten, en ik leen je de cd met alle plezier. Als je de enige bent, en het leuk vindt, mag je hem nog houden ook. Mijn laatste exemplaar blijft echter bij mij. Ik denk niet dat ik zonder zou willen.

Nu rest mij niets meer…………