Dokter! De mensen hebben genoeg van mijn reclame. Help!
Kom, kom reclamemens, niets nieuws onder de zon, toch? Een recept heb ik niet, een advies wel. Doe het allemaal een tikje minder en besteed wat meer aandacht aan de kwaliteit. Je zult het zien, daar leef je van op.
Flauw? Zeker!
Maar niet meer of minder flauw dan mijn inspiratiebron. Laten we beginnen met die kwaliteit van reclame. Daar zijn wij snel mee klaar.
Als de politiek al geen definitie kan verzinnen van zwaar werk, hoe moet een (reclame)mens dan in hemelsnaam een norm kunnen vaststellen voor kwalitatieve reclame? Leuk, informatief, beide? Ja, maar hoe? Onbegonnen werk.
Overigens ook reclamekwaliteitsleverancier Bart Kuiper vond al eens dat slechte reclame van het TV-scherm geweerd moest worden. Ja! Zeker! Het is er niet beter op geworden. ‘To put it
mildly’.
Tenminste, dat gevoel heb ik er ook wel bij als ik de reclame die ik zie algemeen beschouw. Maar dat geldt vast en zeker niet voor de adverteerders die deze reclame op ons af vuren. Als zij al een moment getwijfeld zouden hebben, dan hebben de makers van die reclame de twijfel geheel weg kunnen praten. Niemand stopt geld in iets waar hij niet in gelooft? Maar toch. Uit ongeveer het zelfde verleden waaruit ‘ik koop alleen bekende merken’ stamt, kan ik mij ook herinneren: “dat irritatie een negatieve invloed heeft op merkbekendheid blijkt niet uit onderzoek”. Dus.
En dan de queeste ‘minder reclame’. TV reclame, daar wordt zo vermoed ik op geduid. Het gaat hier immers om reclamebureaus. Hoewel dat in het Volkskrant interview niet helemaal tot uitdrukking komt, want daar lazen wij het volgende: ‘Bij kranten was vroeger de reclamepagina heilig(sic), tegenwoordig zien we er afgeprijsde bankstellen”. Omdat iedereen het in de basis wel met het praatje van Ralph Wisbrun eens is, komt hij er nog mee weg ook.
Maar naast de adverteerder, die al dat reclamegeld uitgeeft, zijn wij nu aangeland bij de andere partij met een enorm belang; de media-exploitanten.
Dat de hoeveelheid reclame in de afgelopen decennia zo is toegenomen heeft ook ‘iets’ te maken met het explosief toegenomen media aanbod. Heel veel van die productie vindt haar fundament in reclameopbrengsten. Kortom het ligt niet voor de hand dat deze partij het idee van minder reclame een warm hart toedraagt. Och ja, misschien onder een bepaalde voorwaarde: een hoger advertentietarief.
Ook daar is de afgelopen twee decennia eerder in de vakpers over van gedachten gewisseld. Of nee, toch niet echt. Voor de mensen die het mediabudget beheren is dat natuurlijk onaanvaardbaar.
Is het ‘onsje minder’-initiatief van de VEA dus een proefballon, een lege huls, een natte krant? Schrijvend vanuit zowel mijn consumentenhart als mijn liefde voor ‘het vak’: “ik hoop het niet, maar ik vrees het ergste”.
Wordt de schrijver gebeld door een onderzoekbureau….’Mevrouw, ik houd niet van reclame, ik ben er gek van’.
Kom, kom reclamemens, niets nieuws onder de zon, toch? Een recept heb ik niet, een advies wel. Doe het allemaal een tikje minder en besteed wat meer aandacht aan de kwaliteit. Je zult het zien, daar leef je van op.
Flauw? Zeker!
Maar niet meer of minder flauw dan mijn inspiratiebron. Laten we beginnen met die kwaliteit van reclame. Daar zijn wij snel mee klaar.
Als de politiek al geen definitie kan verzinnen van zwaar werk, hoe moet een (reclame)mens dan in hemelsnaam een norm kunnen vaststellen voor kwalitatieve reclame? Leuk, informatief, beide? Ja, maar hoe? Onbegonnen werk.
Overigens ook reclamekwaliteitsleverancier Bart Kuiper vond al eens dat slechte reclame van het TV-scherm geweerd moest worden. Ja! Zeker! Het is er niet beter op geworden. ‘To put it
mildly’.
Tenminste, dat gevoel heb ik er ook wel bij als ik de reclame die ik zie algemeen beschouw. Maar dat geldt vast en zeker niet voor de adverteerders die deze reclame op ons af vuren. Als zij al een moment getwijfeld zouden hebben, dan hebben de makers van die reclame de twijfel geheel weg kunnen praten. Niemand stopt geld in iets waar hij niet in gelooft? Maar toch. Uit ongeveer het zelfde verleden waaruit ‘ik koop alleen bekende merken’ stamt, kan ik mij ook herinneren: “dat irritatie een negatieve invloed heeft op merkbekendheid blijkt niet uit onderzoek”. Dus.
En dan de queeste ‘minder reclame’. TV reclame, daar wordt zo vermoed ik op geduid. Het gaat hier immers om reclamebureaus. Hoewel dat in het Volkskrant interview niet helemaal tot uitdrukking komt, want daar lazen wij het volgende: ‘Bij kranten was vroeger de reclamepagina heilig(sic), tegenwoordig zien we er afgeprijsde bankstellen”. Omdat iedereen het in de basis wel met het praatje van Ralph Wisbrun eens is, komt hij er nog mee weg ook.
Maar naast de adverteerder, die al dat reclamegeld uitgeeft, zijn wij nu aangeland bij de andere partij met een enorm belang; de media-exploitanten.
Dat de hoeveelheid reclame in de afgelopen decennia zo is toegenomen heeft ook ‘iets’ te maken met het explosief toegenomen media aanbod. Heel veel van die productie vindt haar fundament in reclameopbrengsten. Kortom het ligt niet voor de hand dat deze partij het idee van minder reclame een warm hart toedraagt. Och ja, misschien onder een bepaalde voorwaarde: een hoger advertentietarief.
Ook daar is de afgelopen twee decennia eerder in de vakpers over van gedachten gewisseld. Of nee, toch niet echt. Voor de mensen die het mediabudget beheren is dat natuurlijk onaanvaardbaar.
Is het ‘onsje minder’-initiatief van de VEA dus een proefballon, een lege huls, een natte krant? Schrijvend vanuit zowel mijn consumentenhart als mijn liefde voor ‘het vak’: “ik hoop het niet, maar ik vrees het ergste”.
Wordt de schrijver gebeld door een onderzoekbureau….’Mevrouw, ik houd niet van reclame, ik ben er gek van’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten